Voor een gelijkmatig maairesultaat kan de robotmaaier de
begeleidingskabel vanaf het laadstation volgen naar de
locatie waar de begeleidingskabel is verbonden met de
begrenzingskabel, om daar met maaien te beginnen.
Afhankelijk van de tuinindeling moet u instellen hoe vaak
de robotmaaier de begeleidingsdraad vanaf het laadstation
Aandeel op pagina 25 (ROB R600) of
moet volgen. Zie
Op afstand starten, alleen ROB R600 op pagina 28 (ROB
R1000).
Zorg dat de robotmaaier op diverse afstanden vanaf de
begeleidingsdraad werkt om te voorkomen dat er sporen
worden gevormd wanneer de robotmaaier de
begeleidingsdraad van en naar het laadstation volgt. Het
gebied naast de draad dat de robotmaaier dan gebruikt,
wordt de corridor genoemd. De robotmaaier loopt altijd
links van de begeleidingsdraad, gezien in de richting van
het laadstation. De corridor bevindt zich dus links van de
geleidingsdraad. De corridor is 50 cm breed. Zorg daarom
bij het installeren voor een vrije ruimte van minimaal 75 cm
links van de geleidingsdraad en een vrije ruimte van
minimaal 25 cm rechts van de geleidingsdraad, gezien in
de richting van het laadstation.
Het is niet toegestaan om de begeleidingsdraad op een
afstand van minder dan 30 cm vanaf de begrenzingsdraad
te leggen.
De begeleidingsdraad kan net als de begrenzingsdraad
met krammen in de grond worden vastgezet of worden
ingegraven.
107 - 002 - 14.02.2017
Maximale
afstand
Minimaal
30 cm / 12"
Minimaal
2 m 7 ft
OPGELET!: Zorg dat er links van de
geleidingsdraad altijd een vrije ruimte van
minimaal 75 cm is, gezien in de richting van het
laadstation.
De begeleidingsdraad leggen en aansluiten
1. Trek de draad door de sleuf onderaan de laderplaat.
2. Bevestig de verbinding op de begeleidingsdraad op
dezelfde manier als bij de begrenzingsdraad, zoals
De begrenzingsdraad aansluiten op
beschreven in
pagina 18 . Sluit deze aan op de aansluitpen,
gemarkeerd met Guide, op het laadstation.
3. Laat de grensdraad minstens 2 meter recht vanaf de
voorste rand van de plaat lopen.
Als de begeleidingsdraad in een doorgang moet
worden gelegd:
•
De robotmaaier volgt de begeleidingsdraad van en
naar het laadstation altijd aan dezelfde kant van de
draad. Dit betekent dat de begeleidingsdraad zich
rechts van de robotmaaier bevindt wanneer de
maaier naar het laadstation toe gaat, terwijl deze
zich links van de maaier bevindt wanneer de
maaier van het laadstation weggaat.
19