Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Alarmgrens Definiëren; Meetprocedure Met Nulkalibratie; Meetreeks Wissen / Nukalibratie Wissen - Trotec LD6000 Bedieningshandleiding

Combi-lekdetector
Inhoudsopgave

Advertenties

9.4. Alarmgrens definiëren
Voor een betere indicatie van bepaalde waterstofconcentraties, beschikt de
LD6000 over een permanente alarmfunctie met drie vrijdefinieerbare
alarmgrenzen. Als fabrieksinstelling is een waarde van 500 digits voorgedefini-
eerd.
Wordt de ingestelde alarmgrens overschreden, volgt een speciale akoestische
alarmmelding, die zich onderscheidt van de akoestische standaardmelding.
Bij de alarmtonen van het piëzo-element, wisselt het signaal in een toonreeks
met lange tonen met korte afstanden.
Bij alarmtonen voor de koptelefoon wordt de permanente toon bij het over-
schrijden van de vooringestelde alarmdrempel met de maximale frequentie ge-
geven.
24-01-11 17:00
24-01-11 17: 00
5
5
4
4
3
3
2
2
1
1
20
20
35
35
11
11
0
200
400
Digits
Om de gewenste alarmgrens in te stellen, in het meetweergavevenster navigeren
naar het symbool voor en instellen van de alarmgrens
keuze bevestigen.
Het venster voor het instellen van de alarmgrens opent.
Op een schaal van 0 tot 1.000 digits wordt de actuele alarmgrens weergegeven.
Deze kunt u nu door het draaien aan de rechter draaiknop of direct door het
verschuiven van de schaalbalk met uw vinger op het touchscreen op de gewenste
alarmgrens instellen.
Wilt u het venster verlaten, zonder de alarmgrens te wijzigen, druk dan op de
knop annuleren.
Voor het bevestigen van een gekozen instelling, drukken op de rechter draai-
knop of knop annuleren.

9.5. Meetprocedure met nulkalibratie

Tijdens de meting kan het noodzakelijk zijn via nulkalibratie een referentiewaarde
te definiëren om schommelende waterstofconcentraties bij verschillende
meetpunten eenduidig te kunnen afgrenzen.
Wordt een referentiewaarde gedefinieerd, volgt de meetwaardeweergave rela-
tief ten opzichte van de gedefinieerde referentiewaarde.
Dit kan vooral bij deelmetingen in omgevingen met hoge waterstofconcentratie
nuttig zijn, om zo stapsgewijs naar de leklocatie toe te werken.
Voor het vastleggen van een referentiewaarde, met de rechter draaiknop
navigeren naar het nulkalibratie-symbool en dit activeren door te drukken
op de rechter draaiknop. Alternatief kunt u het nulkalibratie-symbool met een
druk van de vinger ook direct op het touchscreen activeren.
Belangrijk: Bij elke nulkalibratie wordt de actuele meetreeks gewist!
Door de nulkalibratie definieert u de actueel heersende waterstofconcentratie,
dus de actuele meetwaarde, als nieuwe referentiewaarde.
Daardoor verandert de meetwaardeweergave ten opzichte van het enkelvoudige
meetproces zonder nulkalibratie:
14
Menu
Menu
Help
Help
Save
1
0
600
800
1000
0
, dit activeren en uw
Bedieningshandleiding LD6000
Het digit-weergaveveld geeft nu twee waarden: In het midden van het digit-
weergaveveld wordt in grote cijfers de relatieve meetwaarde (relatief ten opzichte
van de gedefinieerde referentiewaarde, 000-weergave op het moment van de
nulkalibratie) en daarnaast rechts onderin het digit-weergaveveld de op het
moment van nulkalibratie gemeten absolute waarde als referentiewaarde.
Bij een stijgende waterstofconcentratie verandert de waardeweergave als volgt:
De relatieve meetwaarde toont stijgende waarden in relatie tot de gedefinieerde
referentiewaarde. De absolute meetwaarde toont de werkelijk heersende water-
stofconcentratie.
De relatieve meetwaarde wordt niet alleen op met digit-weergaveveld, maar
ook op de rechter rode balkindicatie, evenals op de daaronder staande
numerieke weergave weergegeven.
Daalt de actuele waterstofconcentratie onder de gedefinieerde referentiewaarde,
toont de weergave van de relatieve meetwaarde geen verandering meer (000),
de absolute meetwaarde echter nog steeds de werkelijk heersende waterstof-
concentratie.
Een praktisch voorbeeldscenario kan dit werkingsprincipe verklaren:
Binnen drie fictieve meetzones heersen verschillende waterstofconcentraties.
De concentratie in zone 1 komt overeen met 200 digits, die in zone 2 komt
overeen met 300 digits en die in zone 3 met 100 digits.
Allereerst worde een enkel meetproces in zone 1 gestart.
Als meetwaarde wordt 200 digits weergegeven.
Vervolgens volgt in zone 1 een nulkalibratie, waardoor de
actueel heersende waterstofconcentratie (200 digits) als
referentiewaarde wordt gedefinieerd. Bij een nieuwe meting
in zone 1, toont het digit-weergaveveld nu als relatieve
meetwaarde 000 en als absolute meetwaarde 200.
Na het verplaatsen naar zone 2 volgt een nieuwe meting.
Hier toont het digit-weergaveveld nu als relatieve
meetwaarde 100 en als absolute meetwaarde 300.
Na het verder verplaatsen naar zone 3 en het opnieuw meten,
toont het digit-weergaveveld nu geen meetwaarde (000),
terwijl als absolute waarde 100 wordt weergegeven.
Belangrijk: De vastgelegde alarmgrenzen zijn altijd gebaseerd op de relatieve
meetwaarde! Een in het hierboven gegeven scenario gedefinieerde
alarmgrens van 150 digits zou dus alleen bij de eerste voor de nulkalibratie
uitgevoerde meting in zone 1 een alarmsignaal activeren, hoewel de absolute
meetwaarde ook bij de tweede meting (na nulkalibratie) in zone 1 en ook
in zone 2 boven de alarmgrens ligt.

9.6. Meetreeks wissen / nukalibratie wissen

Met de wisfunctie kunt u in de spoorgas-meetmodus de nulkalibratie en actuele
meetreeks beiden wissen.
Het alleen wissen van één van de beide opslagparameters is niet mogelijk.
Druk voor het wissen van zowel de nulkalibratie als de
actuele meetreeks op de linker draaiknop. Beide opslagpa-
rameters worden gewist, er worden geen meetwaarden
en geen referentiewaarden weergegeven.
Voor het permanent opslaan van meetreeksen de aanwijzingen in het
volgende hoofdstuk 10 opvolgen.
NL

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave