Opmerking: In de aaneengeschakelde werkingsperiode wordt de ketel thermogeregeld door de externe
systeemwatersensor (indien ac�ef); met name, als de gemeten temperatuur door de externe sensor lager is
dan het setpoint Hea, dan wordt de ketel geac�veerd, om vervolgens uit te schakelen wanneer de gemeten
temperatuur door de externe sensor hoger is dan het setpoint Hea. De warmtepomp volgt de
ac�veringslogica beschreven in de paragraaf 9.5.
Als de externe sensor systeemwater niet ac�ef is, dan wordt de ketel beheerd door de aanvoersensor van
de warmtepomp.
9.10.4 VERVANGENDE WERKING
Als de buitentemperatuur onder r08 daalt, dan wordt het gebruik van de compressor van de warmtepomp
verhinderd.
Als het hulpsysteem uit systeem- en/of sanitaire weerstanden bestaat, dan zijn deze ac�ef ter
vervanging van de compressor met vastgestelde �jden, r12 (minuten) voor systeemzijde en r16 (minuten)
voor sanitairzijde.
In de periode van vervangende werking, is het echter niet nodig de integra�es in te schakelen met r10 of
r15 omdat de weerstanden moeten werken ter vervanging van (en niet geïntegreerd met) de warmtepomp
(het is dus voldoende het type gebruik te selecteren uit parameter r24).
Als het hulpsysteem een ketel is met autonome circula�epomp (r32 = 1 of 3).
De circula�epomp van de warmtepomp is uit, na P01 (standaard 30 seconden) wordt de ketel ingeschakeld.
OPMERKING: In het geval van an�vriesbescherming waterzijde, wordt de pomp hoe dan ook geac�veerd
(of geac�veerd gehouden).
Als het vervangende hulpsysteem een ketel is met autonome thermoregeling (r32 = 2 of 3).
De ketel wordt ona�ankelijk van de thermoregeling van de warmtepomp ingeschakeld.
Als het vervangende hulpsysteem een ketel is zonder circula�epomp (r32 = 0 of 2).
De circula�epomp van de warmtepomp is ac�ef wanneer de ketel wordt ingeschakeld.
De compressor wordt weer ingeschakeld als de temperatuur boven r08+ r09 (°C) (standaard r09=1,0 °C) s�jgt.
9.11 WERKINGSPERIODES - ACTIVERING VAN DE INTEGRATIEWEERSTANDEN EN VAN DE (externe
systeemwatersensor niet ingeschakeld)
De mogelijke configura�es van de parameters met betrekking tot de integra�es staan genoemd in de
onderstaande tabellen 1,2,3 en 4, onderverdeeld per deze werkingsperiode (in de kolommen "STATUS" en
parameters "rxx" staan de bedrijfsmodi en de mogelijke waarden van de parameters aangeduid voor een
gegeven interven�evolgorde van de integra�es in een bepaalde machinewerking; er kunnen meer statussen
en parameterwaarden als alterna�ef worden geselecteerd en zijn daarom in een zelfde cel vermeld
gescheiden door het teken "/").
TABEL 1. NORMALE WERKING IN WARMTEPOMP
VOLGORDE INTEGRATIES (Bij niet
NR.
voldaan setpoint en machine in
alarmblokkering)
1
1) Integra�eweerstand systeem
2
1) Ketel
1) Integra�eweerstand systeem
3
2) Na r12 minuten, ketel
1) Ketel
4
2)
Na
r12
integra�eweerstand systeem
5
1) Integra�eweerstand sanitair
6
1) Ketel
1) Integra�eweerstand sanitair
7
2) Na r16 minuten, ketel
1) Ketel
8
2)
Na
r16
integra�eweerstand sanitair
9
1)
Integra�eweerstand
STATUS
VERWARMEN /
VERWARMEN+SAN
VERWARMEN /
VERWARMEN+SAN
VERWARMEN /
VERWARMEN+SAN
VERWARMEN /
minuten,
VERWARMEN+SAN
VERWARMEN+SAN
VERWARMEN+SAN/
KOELEN+SAN
VERWARMEN+SAN
minuten,
VERWARMEN+SAN
VERWARMEN /
WERKING
r10
r15
VERWARMEN
1
0/1/2
VERWARMEN
0/1
0/1/2
VERWARMEN
1
0/1/2
VERWARMEN
1
0/1/2
SANITAIR
0/1
1
SANITAIR
0/1
0/1/2
SANITAIR
0/1
1
SANITAIR
0/1
1
ZOWEL
IN
1
1
24
r12
r16
r23
/
/
0/2/5
/
/
1/3/4/6
Minuten
/
1/3
instellen
Minuten
/
4/6
instellen
/
/
0/1/4
/
/
2/3/5/6
Minuten
/
2/3
instellen
Minuten
/
5/6
instellen
/
/
0
r24
1/3
0/2
1/3
1/3
2/3
0/1
2/3
2/3
3