9
Reiniging en onderhoud
9.1 Algemeen
Een regelmatige verzorging en het opvolgen van
enkele basisvoorwaarden, garandeert een sto-
ringsvrij bedrijf en een lange levensduur van het
apparaat.
Na elke verwarmingsperiode of afhankelijk van de
toepassingsvoorwaarden ook eerder, moet het vol-
ledige apparaat inclusief de verbrandingskamer en
brander van roetafzetting worden gereinigd van
stof en vuil.
GEVAAR!
Voorafgaand aan alle werkzaamheden aan de
apparaten moet de netstekker uit de contact-
doos worden verwijderd.
VOORZICHTIG!
Met name bij geopende apparaatbekleding
bestaat acuut gevaar voor letsel door de auto-
matisch ingeschakelde ventilator!
AANWIJZING!
Reparatie- en onderhoudswerkzaamheden
mogen alleen door geautoriseerd vakpersoneel
worden uitgevoerd.
n
De apparaten moeten vrij van stof en overige
afzettingen gehouden worden
n
De apparaten mogen uitsluitend droog of met
een vochtige doek worden gereinigd
Geen directe waterstraal gebruiken bijv. hoge-
n
drukreiniger, etc.
Geen bijtende of oplosmiddelen bevattende
n
reinigingsmiddelen gebruiken
n
Ook bij sterke verontreinigingen alleen
geschikte reinigingsmiddelen gebruiken
n
Regelmatig de brandstoftanks reinigen en ver-
volgens met schone brandstof of andere
geschikte middelen uitspoelen. Geen water
gebruiken!
n
Branderbuis, ophopingsschijf, fotocel, etc. altijd
schoonhouden
n
Slijtagedelen zoals oliesproeiers, afdichtingen,
etc. controleren en deze evt. vervangen. Wij
raden aan om de oliesproeiers in elk geval
voor het begin van de verwarmingsperiode te
vervangen!
n
Regelmatig het tankfilter in de vulaansluitingen
van de brandstoftank reinigen
n
Het brandstoffilter, afhankelijk van de staat,
echter uiterlijk voor aanvang van elk stooksei-
zoen, vervangen. Stroomrichting in acht
nemen!
n
Uitsluitend schone stookolie EL resp. diesel-
brandstof gebruiken. Paraffinevorming in acht
nemen!
n
Het vervangen van de oliesproeier en de reini-
ging resp. vervanging van het gaasfilter in de
brandstofpomp (alleen bij DZH 90-2) altijd aan
het geautoriseerd vakpersoneel overlaten
n
De veiligheidsinrichtingen regelmatig op juiste
werking controleren
n
Bij verminderd warmtevermogen, rookvorming
en/of slechtere ontsteking moet er een correcte
apparaatinspectie met branderinstelling
worden uitgevoerd
n
Neem de regelmatige onderhouds- en verzor-
gingsintervallen in acht
AANWIJZING!
Na alle werkzaamheden aan het apparaat moet
een elektrische veiligheidscontrole volgens
VDE 0701 worden uitgevoerd.
17