4.6
Inbouw in een vrijliggende riolering
Verbindingsstuk (2) tussen de pompaansluitingen (1) en
aansluitstuk (3) monteren en de beide snelsluitingen (4)
vergrendelen.
4.7
Mantelbuis monteren
De mantelbuis (DN70) tot de kabeldoorvoer (1) (DN50)
naar het basiselement leiden en monteren.
Voor richtingveranderingen bochten van maximaal 45°
gebruiken.
Als de mantelbuis in het opzetstuk wordt gemonteerd,
moet dat met de KESSEL-gatenzaag (art.nr. 500101) of
een gangbare gatenzaag (Ø 60 mm) en een afdichting
voor buisdoorvoer (art.nr. 850114) worden uitgevoerd.
Het aansluiten van elektrische leidingen wordt in de mee-
geleverde besturingskasthandleiding beschreven.
Inbouw- en bedieningshandleiding
85 / 112