INSTALLATIE
3
3.3 Minimale inlaatsecties
Figuur 3-6: Minimale inlaatsecties
1 Algemene inlaatsectie zonder de flow te storen ≥ 15 DN
2 Na een regelklep ≥ 50 DN
3 Na een vernauwing in de pijp ≥ 20 DN
4 Na één bocht van 90° ≥ 20 DN
5 Na een dubbele bocht 2x90° ≥ 30 DN
6 Na een dubbele bocht 2x90° driedimensionaal ≥ 40 DN
7 Uitlaatsectie: >5 DN
De nominale diameter van de flens is belangrijk voor het bepalen van de minimale inlaat- en
uitlaatsecties voor de versies met gereduceerde nominale diameter van vortexflowmeter F1R en
F2R.
34
www.krohne.com
OPTISWIRL 4200
07/2017 - 4006277101 - TD OPTISWIRL4200 R05 nl