INSTALLATIE
3
3.2 Voorwaarden voor de installatie
Voor een nauwkeurige meting van de volumeflow heeft het meettoestel een volledig gevulde
leiding en volledig ontwikkeld flowprofiel nodig.
Trilling vervormt het meetresultaat. Daarom moeten gepaste maatregelen worden genomen om
trilling in de pijpleiding te voorkomen.
Uit te voeren procedures voor de installatie van het toestel:
Nominale flensdiameter van de verbindingspijp = nominale flensdiameter van de pijp!
•
Gebruik flenzen met gladde openingen. bv. voorlasflenzen.
•
Lijn de openingen van de verbindingsflens en de flowmeterflens zorgvuldig uit.
•
Controleer de compatibiliteit van het afdichtingsmateriaal met het procesproduct.
•
Zorg dat de afdichtingen concentrisch zijn gerangschikt. De flensaffdichtingen mogen niet
•
uitsteken in de pijpdoorsnede.
De flenzen moeten concentrisch zijn.
•
Er mogen geen bochten, kleppen, schuiven of andere interne elementen rechtstreeks in de
•
inlaatsectie zitten.
Toestellen in de sandwichversie mogen alleen worden gemonteerd met centreerringen.
•
Monteer het toestel nooit vlak na zuigercompressors of meters met roterende zuiger.
•
Het toestel mag niet door stralingswarmte (bijv. blootstelling aan de zon) zodanig worden
•
verhit dat de temperatuur van de elektronicabehuizing de maximaal toelaatbare
omgevingstemperatuur overschrijdt. Als het nodig is om schade door warmtebronnen te
voorkomen, moet een hittebescherming (bijv. een zonnescherm) worden geïnstalleerd.
Leg signaalkabels niet direct naast voedingskabels.
•
Bij een temperatuur van het product of de omgeving >+65
•
aansluitingskabel en kabelwartels met een minimale gebruikstemperatuur van +80
+176
F gebruiken.
°
Als er kans op waterslag in stoomnetwerken bestaat, moeten er geschikte
condensaatafscheiders worden gemonteerd. Er moeten passende maatregelen worden
getroffen om watercavitatie te voorkomen, als dit risico bestaat.
30
www.krohne.com
OPTISWIRL 4200
°
C / +149
°
F moet u een
07/2017 - 4006277101 - TD OPTISWIRL4200 R05 nl
C /
°