Proline 400 HART
2.7.1
Toegang via service-interface (CDI-RJ45)
Het instrument kan op een netwerk worden aangesloten via de service-interface (CDI-RJ45).
Instrumentspecifieke functies garanderen de veilige bediening van het instrument in een
netwerk.
Het gebruik van geldende industriële standaarden en richtlijnen welke zijn gedefinieerd door
nationale en internationale veiligheidscomités, zoals IEC/ISA62443 of de IEEE, wordt
geadviseerd. Deze omvatten organisatorische veiligheidsmaatregelen zoals het toekennen van
de toegangsautorisatie en de technische maatregelen zoals netwerksegmentatie.
3
Productbeschrijving
Het meetsysteem bestaat uit een transmitter en één of twee sensorsets. De transmitter en
sensorsets zijn gemonteerd op een afzonderlijke locatie. Deze zijn onderling verbonden met
sensorkabels.
• Prosonic Flow I 400: de sensoren werken als geluidsgenerator en geluidsontvanger. De
sensoren van een sensorpaar zijn altijd tegenover elkaar opgesteld en zenden/ontvangen
direct de ultrasone signalen (enkelvoudige traverse positionering).
• Prosonic Flow W 400: het meetsysteem gebruikt een meetmethode gebaseerd op het
looptijdverschil. De sensoren werken als geluidsgenerator en geluidsontvanger. Afhankelijk
van de toepassing en de versie, kunnen de sensoren worden opgesteld voor meting via 1, 2,
3 of 4 traversen.
De transmitter is bedoeld voor het besturen van de sensorsets, het voorbereiden, verwerken
en evalueren van de meetsignalen en het omzetten van de signalen in de gewenste
uitgangsvariabele.
Voor meer informatie over de productbeschrijving, zie de bedieningshandleiding van het
instrument → 3
4
Montageprocedure
Voor meer installatie over het monteren van de sensor, zie de beknopte
sensorhandleiding → 3
Endress+Hauser
Productbeschrijving
9