Elektrische aansluiting
4.
Transmitter: sluit de en de voedingskabel aan.
LET OP
Onvoldoende afdichting van de behuizing!
De bedrijfszekerheid van het meetinstrument kan in gevaar komen.
‣
Gebruik geschikte kabelwartels passend bij de beschermingsklasse.
1.
Verwijder de dummy-plug indien aanwezig.
2.
Indien het meetinstrument is geleverd zonder kabelwartels:
Plaats geschikte kabelwartels voor de betreffende verbindingskabel.
3.
Indien het meetinstrument is geleverd met kabelwartels:
Houd de voorschriften voor de verbindingskabels aan → 13.
5.3
Aansluiten van het meetinstrument
WAARSCHUWING
L
Risico van elektrische schokken! Componenten staan onder gevaarlijke spanningen!
‣
Laat elektrotechnische werkzaamheden uitvoeren door opgeleide specialisten.
‣
Houd de geldende nationale/plaatselijke installatievoorschriften aan.
‣
Houd de lokale arbeidsveiligheidsvoorschriften aan.
‣
Let op het aardingsconcept van de installatie.
‣
Monteer of bedraad het instrument nooit terwijl het is aangesloten op de
voedingsspanning.
‣
Sluit, voordat de voedingsspanning wordt ingeschakeld, de randaarde van het
meetinstrument aan.
5.3.1
Aansluiten van de sensor met transmitter
WAARSCHUWING
L
Risico van schade aan de elektronische componenten!
‣
Sluit de sensor en de transmitter aan op dezelfde potentiaalvereffening.
‣
Sluit de sensor alleen aan op een transmitter met hetzelfde serienummer.
De volgende procedure wordt geadviseerd bij het aansluiten:
1.
Monteer de sensor en de transmitter.
2.
Sluit de sensorkabel aan.
3.
Sluit de transmitter aan.
16
Proline 400 HART
Endress+Hauser