Bedieningsmogelijkheden
IP-adres van het instrument: 192.168.1.212 (fabrieksinstelling)
1.
Schakel het meetinstrument in.
2.
Sluit de computer aan op de RJ45-connector via de standaard Ethernet-kabel .
3.
Wanneer geen 2e netwerkkaart wordt gebruikt: sluit alle applicaties op de laptop.
Applicaties die internet of een netwerk nodig hebben, zoals e-mail, SAP-applicaties,
Internet of Windows Explorer.
4.
Sluit open internet-browsers.
5.
Configureer de parameters van het internetprotocol (TCP/IP) zoals gedefinieerd in de
tabel:
IP adres
Subnetmasker
Default gateway
Via WLAN interface
Configureren van het internetprotocol van de mobiele terminal
LET OP
Wanneer de WLAN-verbinding wordt verbroken tijdens de configuratie, kunnen
uitgevoerde instellingen verloren gaan.
‣
Waarborg dat de WLAN-verbinding niet worden verbroken tijdens het configureren van
het instrument.
LET OP
Let op het volgende om een netwerkconflict te vermijden:
‣
In principe moet tegelijkertijd toegang tot het meetinstrument via de service-interface
(CDI-RJ45) en de WLAN-interface vanaf dezelfde mobiele terminal worden vermeden.
‣
Activeer slechts één service-interface (CDI-RJ45 service of -interface f WLAN-interface).
‣
Wanneer simultane communicatie nodig is: configureer verschillende IP-adresbereiken,
bijv. 192.168.0.1 (WLAN-interface) en 192.168.1.212 (CDI-RJ45 service-interface).
Voorbereiden van de mobiele terminal
‣
Schakel WLAN op de mobiele terminal in.
Maak een WLAN-verbinding van de mobiele terminal met het meetinstrument
1.
In de WLAN-instellingen van de mobiele terminal:
Kies het meetinstrument met de SSID (bijv. EH_Prosonic Flow_400_A802000).
2.
Kies, indien nodig, de WPA2-versleutelingsmethode.
28
192.168.1.XXX; voor XXX alle numerieke reeksen behalve: 0, 212 en 255 → bijv.
192.168.1.213
255.255.255.0
192.168.1.212 of laat cellen leeg
Proline 400 HART
Endress+Hauser