9
ULTRACURVE PRO DEQ2496 Gebruiksaanwijzing
Met SENS (bovenste Datawheel) wordt het tijdstip waarop de Feedback-
onderdrukking actief wordt, bepaald (het beschrijft het verschil tussen het
Feedback-signaal en het totale niveau). Bereikt een signaal dit verschil,
dan wordt het verlaagd. Het waardebereik ligt hier tussen -3.0 en -9.0 dB.
Met THRESHOLD (groot Datawheel) selecteert u de niveaudrempel, vanaf
welke een frequentie als Feedback wordt herkend. De daaronder liggende
MAX. DEPTH-parameter bepaalt de maximale verlaging van een filter
(-18 tot -60 dB) in stappen van 6 dB, en zodoende ook het waardebereik van
de GAIN op de eerste en de tweede pagina (onderste Datawheel).
Met de A-toets activeert u de LEARN MODE. Bij deze functie worden extra
korte impulsen opgewekt en de hele versterking stapsgewijs hoger gezet om
Feedback te provoceren. Deze komen dan bij de ingang van de DEQ2496 binnen,
worden daar herkend en onderdrukt. Deze functie is vooral handig om voor een
live-evenement te gebruiken, bijv. om de SNGL-filters automatisch in te stellen
(het "influiten" van de installatie).
De volgende tekens geven u informatie over de actuele status van de filters:
In deze instelling staat een AUTO- of SNGL-filter gereed (RUN) om op het
binnenkomende signaal te reageren en instellingen uit te voeren.
Dit teken verwijst naar een AUTO- of SNGL-filter (SNGL-filter in LOCK-modus)
dat op dit moment een gevonden Feedback-frequentie onderdrukt.
Dit teken betekent dat de AUTO- en SNGL-filters in de STOP-modus staan. De
tot op dat moment berekende instellingen worden behouden en zijn actief.
Maar nieuw optredende Feedback wordt niet opgespoord.
Het filter, dat op de als laatste berekende Feedback-fre-quentie werd gezet,
wordt van dit teken voorzien.
De selectie en het bewerken van de parameters komt vergaand met
de bediening van het PEQ-menu overeen! Een uitzondering vormt
de functie van de B-toets, waarmee door een lange druk op de knop
alle filters (menupagina 2) of alleen de AUTO-filters (menupagina 3)
kunnen worden gereset.
3.3 Het WIDTH-menu
Met de WIDTH-functie van de DEQ2496 heeft u de beschikking over een Stereo
Imager voor de bewerking van stereosignalen. Deze functie is alleen actief in de
STEREO LINK-modus.
Een stereoverbreedt signaal klinkt veel interessanter, omdat ons gehoor
zo grotere verschillen tussen de twee stereokanten kan waarnemen.
Bij matig gebruik kan een Stereo Imager de klankimpressie van uw muziek
wezenlijk verbeteren.
Aan beide zijden van het WIDTH-menu worden steeds aan de rechterkant
de te bewerken parameters weergegeven. Aan de linker rand bevindt zich
de RESET IMAGE-functie (B-toets), waarmee u, door er lang op te drukken,
de doorgevoerde instellingen ongedaan kunt maken. In het midden wordt in
de vorm van een diagram de stereobreedte van het signaal (driehoek) en het
monosignaal (streep) weergegeven.
Afb. 3.11: Het WIDTH-menu (pagina 1)
De parameter STEREOWIDTH bepaalt de stereobreedte in het bereik van 0 tot 3.0
(groot Datawheel) en daarmee hoe duidelijk de linker en de rechter stereokant
gescheiden zijn.
Met het bovenste Datawheel bewerkt u de parameter ASYMMETRY,
waarmee u het relatieve volume van het linker en het rechter stereosignaal
in het waardebereik van -90 tot 90° kunt regelen, zonder dat dit enig effect
heeft op het centrale monosignaal. Bij 90 c.q. -90° overlappen de linker en de
rechter stereokant met het monosignaal, waardoor ook het stereosignaal een
monosignaal wordt.
Met de ROTATION-parameter (onderste Datawheel) kunt u het hele
signaal (Stereo en Mono) in het spectrum plaatsen zonder de relatieve
volumeverhouding tussen het mono- en het stereosignaal te veranderen.
Dit is nuttig, wanneer u bijvoorbeeld één enkel stereosignaal in een totale
mix wilt plaatsen ("True Stereo"-panoramaregeling).
Afb. 3.12 Het WIDTH-menu (pagina 2)
De tweede pagina van dit menu heeft mogelijkheden om de klank van
het signaal te bewerken. Zo geeft de SHUFFLE-functie de mogelijkheid
(onderste Datawheel) een extra stereoverbreding van de basfrequenties toe te
passen, omdat een signaalverdeling over de linker en rechter stereokant in het
laagfrequente bereik niet zo duidelijk te horen is, als in het hoogfrequente bereik.
De ruimtelijkheid van de klank wordt daardoor nog intensiever. Het waardebereik
loopt van 1.0 tot 3.0.
Met BASS TRIM (bovenste Datawheel) kunt u het volume van het basbereik
met ±3 dB corrigeren en zo enige invloed van de SHUFFLE-functie op het
waarneembare volume van de basfrequenties neutraliseren.
De parameter FREQUENCY (groot Datawheel) bepaalt de grensfrequentie
onder welke de SHUFFLE-functie actief is (350 tot 1400 Hz). Voor normale
stereotoepassingen klinken instellingen tussen 600 en 700 Hz over het algemeen
het beste.
De parameter ASYMMETRY, ROTATION en FREQUENCY zijn naar
keus in een fijne of een grove gradatie regelbaar (indrukken van het
overeenkomstige Datawheel).
3.4 Het DYN-menu
Voor de bewerking van de dynamiek heeft de DEQ2496 uitgebreide dynamische
processoren die uw audiosignalen perfect laten klinken. Er zijn twee pagina's
waarop Compressor- en Expander-toepassingen afgeregeld kunnen worden.
Een extra LIMITER-functie biedt de mogelijkheid, optredende signaalpieken van
een signaal te onderdrukken.
Afb. 3.13: Het DYN-menu (pagina 1)
Op de eerste pagina kiest u met de B-toets voor de Compressor- of de Expander-
functie. De A-toets dient, net als in de andere menu's, om tussen de linker
en de rechter stereokant te wisselen. In de STEREO LINK-modus gelden alle
veranderingen ook hier voor beide kanten.