Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Het Memory-Menu - Behringer ULTRACURVE PRO DEQ2496 Gebruiksaanwijzing

Verberg thumbnails Zie ook voor ULTRACURVE PRO DEQ2496:
Inhoudsopgave

Advertenties

14
ULTRACURVE PRO DEQ2496 Gebruiksaanwijzing
Als het AEQ-menu geactiveerd wordt, worden de actuele GEQ-
instellingen als doelcurve overgenomen.
Door op het grote Datawheel te drukken, kunnen individuele frequentiebanden
van de AEQ-module worden uitgesloten. Deze worden dan bij de automatische
frequentiekarakteristiek-correctie overgeslagen. Het is verstandig het
laagfrequente bereik (tot ca. 100 Hz) tijdens de AUTO EQ-procedure uit te
sluiten, omdat er in dit bereik onnauwkeurigheden in de berekening van
het frequentiekarakteristiek kunnen optreden en het resultaat daardoor
onbevredigend zal zijn.
Afb. 3.29: Het AEQ-menu (pagina 2)
Op deze pagina wordt het te bewerken signaal net als in het RTA-menu
weergegeven. Met de parameter MAX. kunt u ook hier, al naar gelang de hoogte
van het signaalniveau een sectie van het gehele niveauspectrum selecteren,
die dient te worden weergegeven (bovenste Datawheel). De RANGE-waarde
van deze weergave ligt vast op 30 dB. Met een druk op het bovenste Datawheel
activeert u de AUTO-modus en de weergegeven sectie wordt afhankelijk van het
signaalniveau automatisch ingesteld. Met de parameter NOISE GAIN (-60 tot -10)
bepaalt u de hoogte van het ruisniveau. Met AUTO EQ (onderste Datawheel)
bepaalt u de snelheid waarmee de metingen door de EQ worden uitgevoerd
en dus de EQ-instellingen worden berekend. U heeft de keus tussen FAST,
MID en SLOW.
Met de B-toets kunt u de ruimtelijke correctiefunctie (ROOM CORR.) activeren.
Dit zorgt voor een verlaging van de hoge en een hoger zetten van de lage tonen,
door de doelcurve met 1 dB/octaaf te inclineren (schuin te zetten).
Wanneer u op de A-toets drukt (START AUTO EQ) begint de kalibratie en de
berekening van de AEQ-instellingen. Aan de nu volgende mededelingen kunt u
aflezen, dat nu eerst het niveau van de omgevingsgeluiden en vervolgens die
van het binnenkomende ruissignaal worden gemeten. Aansluitend corrigeert
de ULTRACURVE PRO de EQ-waarden. Met STOP AUTO EQ kunt u de procedure
stop zetten.
Afb. 3.30: Het AEQ-menu (pagina 3)
Pagina 3 van het menu bevat weer de afbeelding van de grafische equalizers
met de instellingen, zoals u ze op pagina 1 heeft ingevoerd. Ook hier kunt u met
START AUTO EQ de kalibratie-procedure starten. Ook de NOISE GAIN-parameter
kan hier worden veranderd (groot Datawheel). Bovendien bevinden zich nog
twee andere parameters op deze pagina. Bij ∆MAX kunt u het maximale verschil
tussen twee naburige filters van 0 tot +15 dB instellen (bovenste Datawheel).
Bij de MAX. SPAN-parameter wordt met het onderste Datawheel de maximaal
toegestane afstand in dB tussen doelcurve en werkelijke curve ingesteld
(0 tot 30 dB) . Wordt deze waarde overschreden, dan wordt het betreffende
bereik niet bewerkt. Drukt u op de B-toets (DONE), dan wordt de procedure
afgesloten en blijft de ingestelde curve behouden. Drukt u op de RTA-toets,
dan wordt de procedure geannuleerd. Let op, de AUTO EQ sluit de kalibratie niet
automatisch af.
Zodra u de eerste pagina van het AEQ-menu verlaat, kunt u er niet weer
naar terugkeren. Hiervoor dient u eerst het menu te verlaten en weer
te openen.

3.9 Het MEMORY-menu

Met het MEMORY-menu kunt u complete Presets opslaan en oproepen (pagina 1)
of losse modules van een preset laden en opslaan (pagina 2). In de Preset actieve
modules worden van bijpassende letters voorzien (G = GEQ, P = PEQ, D = DEQ,
W = WIDTH, Y = DYN). Mochten de opgeslagen I/O-instellingen van de actuele
I/O-instellingen verschillen, dan verschijnt naast de letters voor de modules
de I (= I/O).
Afb. 3.31: Het MEMORY-menu (pagina 1)
Op de eerste pagina van dit menu kunnen complete Presets worden
opgeslagen en opgeroepen. Wilt u een bewerkte Preset opslaan, dan kunt
u met het grote Datawheel uit de weergegeven tabel een opslagplaats
selecteren (max. 64 gebruikers-plaatsen).
Preset 0 (INITIAL DATA) is een neutrale instelling en kan niet worden
overschreven (READONLY).
U kunt een lege plaats (EMPTY) selecteren, of u kunt een bestaande Preset –
voorzover deze niet vergrendeld is (PROTEC ON) – overschrijven. Heeft u een
opslagplaats geselecteerd, drukt u dan op de A-toets (STORE PRESET).
Als u een bestaande Preset overschrijft, dan wordt u na het indrukken
van de A-toets gevraagd, of de aanwezige data overschreven dienen
te worden (OVERWRITE DATA?). Met de A-toets wordt de procedure
geannuleerd (CANCEL), met de B-toets (of met een druk op het grote
Datawheel) wordt hij bevestigd (OK).
Met STORE PRESET verschijnt er nog een menu, waarin u de Preset een maximaal
16-cijferige benaming kunt geven. Met het Datawheel (draaien) en het bovenste
Datawheel (draaien en drukken) kunt u horizontaal en verticaal de betreffende
tekens selecteren. Door een druk op het middelste Datawheel selecteert u het
teken, waarna de cursor in het onderste invoerveld op de volgende positie
springt. Met het onderste Datawheel kunt u al draaiende naar de verschillende
posities gaan en door te drukken enkele tekens wissen. Houdt u de knop ca.
een seconde lang ingedrukt, dan worden alle tekens gewist. Met de PAGE-toets
bepaalt u, of bij de naamgeving gekozen tekens dienen te worden overschreven
(OVR), of dat er tekens moeten worden ingevoegd (INS). Met de A- en B-toetsen
kunt u de invoer bevestigen (OK) of annuleren (CANCEL).
Om een bestaande preset op te roepen, selecteert u deze op de bekend wijze
met het grote Datawheel en bevestigt deze door een druk op de regelknop of
met de B-toets (RECALL PRESET). Vervolgens verschijnt de vraag, of de opdracht
dient te worden uitgevoerd, aangezien de instellingen van de gekozen Preset
– voorzover niet opgeslagen – verloren gaan (RECALL ALL DATA?). Met de A- en
B-toetsen kunt u bevestigen of annuleren (OK/CANCEL). Een druk op het grote
Datawheel heeft ook tot resultaat dat u door kunt gaan. De gewenste Preset
wordt dan geladen.
De MEMORY-LED brandt wanneer de instellingen van een Preset die
u in het MEMORY-menu selecteert, van de op dat moment heersende
instellingen afwijken.
Presets die zich in de STEREO LINK-modus bevin-den, worden in de
Preset-tabel met een stereoteken (o o) gemarkeerd.
Door een lange druk op het onderste Datawheel wordt de geselecteerde Preset
vergrendeld of ontgrendeld (PROTEC ON/OFF), om abusievelijk overschrijven
tegen te gaan. De betreffende Preset wordt in het display met een hangslot
weergegeven, als deze vergrendeld is.

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave