Handleiding voor installatie, gebruik en onderhoud DualSun SPRING
DualSun stelt voor om de modules te installeren in gebieden waar de temperaturen tussen -20 ° C en +
50 ° C liggen, wat overeenkomt met de minimale en maximale maandelijkse gemiddelde temperaturen, in
overeenstemming met IEC 60364-5-51. De extreme bedrijfstemperaturen van de modules liggen tussen -40 ° C
en + 85 ° C.
In regio's met zware sneeuwbedekking en blootgesteld aan harde wind, moeten de modules zodanig worden
gemonteerd dat ze voldoende nominale weerstand bieden en in overeenstemming met de lokale voorschriften.
Bepaalde besturingsomgevingen worden niet aanbevolen voor DualSun-modules, en zijn uitgesloten van de
beperkte garantie van DualSun:
• Er mag geen paneel worden gemonteerd op een locatie waar het kan worden blootgesteld aan direct contact
met:
• zout water
• zure regen
• actieve chemische dampen of een andere agressieve omgeving
• DualSun-modules mogen niet worden geïnstalleerd in de buurt van brandbare vloeistoffen, gassen, gevaarlij-
ke materialen of op enig type voertuig.
• Het wordt aanbevolen om de fotovoltaïsche modules te installeren op een hoogte van minder dan 2000 m
2.3.5. Soorten montage
De bevestiging van de modules moet minstens gebeuren op 4 punten verdeeld over de geplande zones
gespecificeerd in de paragraaf
Montage in het dak
Deze montage garandeert het behoud van de oorspronkelijke functionaliteit van het dak. Er moet speciale
aandacht worden besteed aan de isolatie en aan de bescherming tegen regen en vochtigheid. Om dit afdicht-
ingsniveau te bereiken, moet de module worden gemonteerd op een speciaal frame dat regenwater kan leiden
en bestand is tegen de wind- en sneeuwbelastingen in het geografische gebied van de installatie.
Montage op het dak
De modules kunnen worden gemonteerd op een frame dat is ontworpen om de fotovoltaïsche panelen te
ondersteunen. Dit raamwerk moet de wind- en sneeuwbelasting in het geografische gebied van de installatie
kunnen weerstaan. Bij het bevestigen en aansluiten van het systeem op het gebouw is het noodzakelijk om
beschadiging of vernieling van de dakbedekking te voorkomen om een optimale weerstand tegen regen en
vocht te behouden.
WAARSCHUWING
De instructies in de installatiehandleiding voor het montagesysteem moeten worden opgevolgd
voor een juiste installatie.
2.3.6. Bescherming tegen brand / explosie
Installeer de DualSun-modules niet in de buurt van licht ontvlambare gassen, dampen of stof (bijv. Naast een
tankstation of containers). De nationale en lokale normen en voorschriften voor brandpreventie moeten worden
gerespecteerd tijdens de installatie. Bij installaties op een dak moeten de modules worden gemonteerd op een
brandwerende dakbedekking aangepast aan de toepassing.
De DualSun-modules hebben een brandwerendheid van klasse C volgens de norm IEC / EN 61730-2.
Installatiegebieden op de rails van het montagesysteem [15]
12