Onderhoud .............................................................. 16
(DPA) ............................................................ 20
Veiligheid
Deze machine is ontworpen in overeenstemming met
de EN-norm ISO 5395:2013.
Onjuist gebruik of onderhoud van dit apparaat
kan lichamelijk letsel of de dood veroorzaken.
Om het risico van lichamelijk of dodelijk letsel
te verminderen, moet u zich aan de volgende
veiligheidsinstructies houden.
•
Voordat u de maai-eenheid start, moet u
ervoor zorgen dat u alle instructies in de
Gebruikershandleiding van de machine hebt
gelezen, begrepen en uitgevoerd.
•
Voordat u met de maai-eenheid gaat werken,
moet u ervoor zorgen dat u alle instructies in deze
Gebruikershandleiding en op de machine hebt
gelezen, begrepen en uitgevoerd.
•
Laat nooit kinderen de tractie-eenheden of
maai-eenheden gebruiken. Laat volwassenen
nooit de tractie-eenheid of maai-eenheden
bedienen zonder dat ze een grondige instructie
hebben gekregen. De maai-eenheden mogen
uitsluitend worden gebruikt door getrainde
personen die deze Gebruikershandleiding hebben
gelezen.
•
Gebruik de maai-eenheden nooit als u vermoeid
of ziek bent of onder invloed van drugs of alcohol
verkeert.
•
Laat alle veiligheidsschermen en veiligheidsvoor-
zieningen op hun plaats. Als veiligheidsschermen,
een veiligheidsvoorziening of stickers in slechte
staat verkeren, onleesbaar zijn of beschadigd
raken, moet u deze herstellen of vervangen,
voordat u de machine opnieuw gaat gebruiken.
Draai ook losse moeren, bouten en schroeven vast
zodat u veilig met de maai-eenheid kunt werken.
•
Draag altijd stevige schoenen met een gripvaste
zool. Draag altijd een lange broek. Het
verdient aanbeveling een veiligheidsbril en
veiligheidsschoenen te dragen. Dit is verplicht op
grond van bepaalde plaatselijke verordeningen en
verzekeringsbepalingen.
•
Draag lang haar niet los. Draag geen sieraden.
•
Haal alle puin en andere voorwerpen weg
die opgeraapt kunnen worden en door de
kooimessen van de maai-eenheid kunnen
worden weggeslingerd. Houd omstanders uit het
trimgebied.
•
Als de maaimessen op een vast voorwerp stoten
of als de unit abnormaal trilt, stopt u en schakelt u
de motor uit. Controleer of de maai-eenheid niet
beschadigd is. Herstel eventuele schade vóór u
de maai-eenheid start en gaat gebruiken.
•
Laat de maai-eenheden neer op de grond, stel de
parkeerrem in werking, schakel de motor uit, en
3