Gebruikershandleiding bij de BD Kiestra™ IdentifA
kolonies wordt herhaald totdat een troebelheid van 1,6 McFarland is bereikt, of totdat er geen
materiaal meer beschikbaar is.
Als de uiteindelijke troebelheid hoger is dan of gelijk is aan 0,2 McFarland, wordt de suspensie
geaccepteerd voor de MALDI-TOF MS-identificatie. Het MALDI-doel is gespot. Als de
uiteindelijke troebelheid lager is dan 0,2 McFarland, wordt er een doel gespot en wordt door
BD Synapsys™ Informatics aangegeven dat de troebelheid van de suspensie laag was.
Als een andere suspensie moet worden geprepareerd voor een ander isolaat van dezelfde
schaal, wordt de procedure herhaald met een nieuwe pipettip en een andere isolaatcuvet.
Tests starten
Nadat alle cuvetten in de cuvet-array zijn geplaatst of als er geen isolaatsuspensies meer
hoeven te worden gemaakt, wordt de cuvet-array naar een van de volgende posities
verplaatst:
naar de locatiepositie (4) wanneer een MALDI ID-test is aangevraagd.
l
naar de vulpositie (2) wanneer de gebruiker heeft aangevraagd een verdunning te laten
l
uitvoeren nadat de module het monster heeft verwerkt. De suspensie wordt verdund.
naar de linkerlade voor de cuvet-arrays (1) voor tijdelijke opslag van cuvet-arrays tussen
l
tests.
Wanneer alle tests zijn uitgevoerd, wordt de cuvet-array naar de lade voor de rechtse cuvet-
array getransporteerd. Op de cuvet-array brandt een groen lampje ten teken dat die cuvet-
array uit de lade kan worden verwijderd. BD raadt subkweken van elke cuvet in de cuvet-array
aan om de zuiverheid te bevestigen.
MALDI-doelen spotten
Een MALDI-doel wordt handmatig in een van de twee doelladen geplaatst (6, 7). Wanneer de
lade is geopend, wordt de barcode op het doel gescand.
Als er een isolaatsuspensie is gemaakt met mucuskolonies die een troebelheid heeft die hoger
is dan 4 McFarland, wordt de isolaatsuspensie verdund. Vloeibaar afval wordt afgevoerd in de
fles voor vloeibaar afval (8).
1. Drie (3) microliter van de isolaatsuspensie wordt op één doelspot afgegeven. Als een
afgifte na twee pogingen mislukt, wordt de spot overgeslagen en wordt de isolaatcuvet
gemarkeerd als mislukt.
2. Als de troebelheid van de isolaatsuspensie lager is dan 1,6 McFarland, wordt de afgifte
van 3 μL herhaald om extra lagen bacterieel materiaal te maken.
3. Het spotten wordt herhaald voor suspensies van alle isolaten waarvoor een MALDI ID-test
is aangevraagd. Als het aantal beschikbare spots op een doel niet voldoende is om alle
suspensies in een cuvet-array te spotten, wordt het verder gespot op het volgende
beschikbare doel.
4. Twee (2) microliter BTS (13, gele dop) wordt op twee extra spots afgegeven om als
controle te dienen (het aantal extra spots kan worden ingesteld in BD Synapsys™
Informatics).
5. Eén microliter mierenzuur (12, blauwe dop) wordt toegevoegd aan elke spot met
monstermateriaal.
6. Eén microliter matrixoplossing (14 en 15, rode dop) wordt toegevoegd aan elke spot met
monstermateriaal en mierenzuur of met BTS-materiaal.
22