4
Overige voorzorgsmaatregelen
Neem onderstaande punten in acht om mogelijke storingen, beschadigingen, een elektrische schok, enz. te voorkomen:
4.1 Transport en installatie
Gebruik voor het transport de juiste hefinrichtingen om schade te voorkomen.
Stapel de verpakte frequentieomvormers niet hoger op dan toegestaan.
Wees er zeker van dat de plaats van montage het gewicht van de frequentieomvormer aankan. Aanwijzingen hiervoor vindt u
in de bedieningshandleiding.
Gebruik met ontbrekende/beschadigde onderdelen is niet toegestaan en kan leiden tot het uitvallen van het apparaat.
Draag de frequentieomvormer nooit aan het frontpaneel of aan de bedieningselementen. Dat kan de frequentieomvormer
beschadigen.
Zet geen zware voorwerpen op de frequentieomvormer.
Installeer de frequentieomvormer alleen in de toegestane montagepositie.
Let erop dat er geen geleidende voorwerpen (bijvoorbeeld schroeven) of ontvlambare substanties zoals olie in de frequentie-
omvormer terechtkomen.
Vermijd sterke schokken of andere belastingen van de frequentieomvormer; een frequentieomvormer is een precisieapparaat.
Gebruik van de frequentieomvormer is alleen mogelijk onder de volgende omstandigheden
Omgevingstemperatuur
Toegest. luchtvochtigheid
Opslagtemperatuur
Omgevingscondities
Plaatsingshoogte
Vibratiebestendigheid
Alleen voor korte tijd toegestaan (bijvoorbeeld bij het transport)
4.2 Bedrading
Sluit op de outputs geen modulen aan die daarvoor niet door Mitsubishi Electric zijn vrijgegeven (zoals condensatoren voor de
verbetering van de cos phi). De draairichting van de motor komt alleen overeen met de draairichtingsopdrachten (STF, STR) als de
fasevolgorde (U, V, W) wordt aangehouden
4.3 Diagnose en instelling
Stel voor de inbedrijfstelling de parameters in. Onjuist ingestelde parameters kan onvoorziene reacties van de aandrijving tot
gevolg hebben
.
4.4 Operation
Als de automatische herstart geactiveerd is, dient u zich bij een alarm niet in de onmiddellijke nabijheid van de machines op te
houden. De aandrijving kan dan plotseling weer aanslaan.
De knop
schakelt alleen dan de uitgang van de frequentieomvormer uit als de betreffende functie is geactiveerd. Instal-
leer een aparte NOODSTOP-schakelaar (uitschakelen van de voedingsspanning, mechanische rem, enz.).
Wees er zeker van dat het startsignaal uitgeschakeld is als de frequentieomvormer na een alarm wordt gereset. Anders kan de
motor onverwacht aanslaan.
Er is een mogelijkheid om de omvormer via seriële communicatie of een instrumentatiebussysteem te laten aanslaan en stop-
pen. Afhankelijk van de gekozen parameterinstelling voor de communicatiegegevens bestaat het gevaar dat de draaiende
aandrijving bij een storing in het communicatiesysteem of de datalijn niet meer langs die weg kan worden gestopt. Zorg in dat
geval altijd voor extra veiligheidshardware (bijvoorbeeld een blokkering van de regelinrichting via een besturingssignaal, een
externe motorschakelaar, of iets dergelijks) om de aandrijving te stoppen. Het bedienend en onderhoudspersoneel moet door
middel van eenduidige en niet mis te verstane aanwijzingen ter plaatse op dit gevaar worden gewezen.
De aangesloten last moet een draaistroom-asynchroonmotor zijn. Bij het aansluiten van andere lasten kunnen die en de fre-
quentieomvormer beschadigd raken.
Breng geen veranderingen aan in de hard- of firmware van de apparaten.
Demonteer geen onderdelen, waarvan de de demontage niet in deze handleiding wordt beschreven. Anders kan de frequen-
tieomvormer beschadigd raken
–10 °C tot +50 °C (geen ijsvorming in het apparaat)
Max. 90 % rel. vochtigheid (geen condensvorming)
–20 °C tot +65 °C
Alleen voor binnenruimten (geen agressieve gassen, geen olienevel, stof- en vuilvrije opstelling)
Max. 1000 m boven zeeniveau.
Daarboven neemt het uitgangsvermogen af met 3 %/500 m (tot 2500 m (91 %))
Maximaal 5,9 m/s² van 10 tot 55 Hz (in X-, Y- en Z-richting)
.
.
PAS OP
PAS OP
GEVAAR
: