AANSLUITEN
4.3.2 Toegestane lengte van de motorleiding
De toegestane lengte van de motorleiding hangt af van de omvang van de omvormer en de gekozen klokfrequentie.
De in de volgende tabel vermelde lengten gelden voor het gebruik van onafgeschermde motorleidingen. Bij gebruik van afge-
schermde motorleidingen moeten de tabelwaarden van de kabellengten worden gehalveerd. Let erop dat hier steeds de totale
lengte van de leidingen wordt bedoeld, d.w.z. dat bij een parallelschakeling van meerdere motoren elke motorleiding geteld
moet worden.
200-V-Klasse
Instelling van Pr. 72 PWM-functie
(draagfrequentie)
1 (1 kHz)
2 tot 15 (2 kHz tot 14,5 kHz)
400-V-Klasse
Instelling van Pr. 72 PWM-functie
(draagfrequentie)
1 (1 kHz)
2 tot 15 (2 kHz tot 14,5 kHz)
Toegestane lengte van de motorleiding (FR-E740-095SC of groter)
Houd er rekening mee dat de motorwikkeling bij het gebruik van draaistroommotoren via frequentieomvormers aanzienlijk ster-
ker wordt belast dan bij gebruik via het stroomnet. De motor moet door de fabrikant zijn vrijgegeven voor gebruik met een fre-
quentieomvormer.
Door de impulswijdtemodulatie van de frequentieomvormer treden afhankelijk van de leidingconstanten bij de klemmen van de
motoraansluiting schokspanningen op die de isolatie van de motor ernstig kunnen beschadigen. Tref bij de aansluiting van een
400-V-motor de volgende maatregelen:
Gebruik een motor met voldoende isolatiebestendigheid en beperk de klokfrequentie via Pr. 72 PWM-functie afhankelijk van de
lengte van de motorleiding.
Draagfrequentie
Beperking van de spanningsoploopsnelheid van de uitgangsspanning van de frequentieomvormer (dU/dT):
Indien een waarde van 500 V/μs of minder i.v.m. de motor moet worden aangehouden, moet in de uitgang van de omvormer
een uitgangsfilter worden geïnstalleerd. Neem hiervoor contact op met uw Mitsubishi-leverancier.
PAS OP
Vooral bij lange motorleidingen kan de frequentieomvormer door laadstromen worden beïnvloed die door strooicapaciteiten
van de leidingen worden veroorzaakt. Dit kan leiden tot functiestoringen van de overbelastingsstroomuitschakeling, de intelli-
gente uitgangsstroombewaking of van de motor-kantelbeveiliging of tot functiestoringen of storingen aan de apparaten die
op de uitgang van de frequentieomvormer zijn aangesloten. Als de intelligente uitgangsstroombewaking wordt belemmerd,
deactiveer dan deze functie. Als de motor-kantelbeveiliging niet juist reageert, wijzig dan de instellingen in Pr. 22 Stroombe-
grenzing en Pr. 156 Selectie van de stroombegrenzing. (Informatie over Pr. 22 Stroombegrenzing en Pr. 156 Selectie van de stroom-
begrenzing vindt u in de bedieningshandleiding.)
Informatie over de parameter Pr. 72 PWM-functie is te vinden in de bedieningshandleiding.
Als de functie "Automatische herstart na stroomuitval" wordt gebruikt, moet in Pr. 162 de waarde "1" of "11" (geen registratie
van de uitgangsfrequentie) worden ingesteld, als een kabellengte van 100 m wordt overschreden. (Nadere informatie over Pr.
162 Automatische herstart na stroomuitval vindt u in de bedieningshandleiding.)
8
008SC
200 m
30 m
016SC
200 m
30 m
Lengte van de motorleiding
50 m
50 m–100 m
14,5 kHz
8 kHz
FR-E720S-
015SC
030SC
060SC
200 m
300 m
100 m
200 m
FR-E740-
026SC
040SC
200 m
300 m
100 m
200 m
500 m
300 m
300 m
300 m + 300 m = 600 m
100 m
2 kHz
080SC
110SC
500 m
500 m
300 m
300 m
060SC
095SC
500 m
500 m
300 m
500 m
500 m
500 m