De focus en de belichting kunnen worden aangepast aan een specifiek onderwerp. De
focus en de belichting zullen het onderwerp blijven volgen, zelfs als dat beweegt.
(Dynamische opsporing)
∫ Als het aanraakpaneel gebruikt wordt
U kunt het onderwerp vergrendelen door het aan te raken.
•
Doe dit na de Touch-sluiterfunctie te hebben geannuleerd.
•
De AF-zone wordt geel terwijl het onderwerp vergrendeld wordt.
•
De vergrendeling wordt gewist als [
∫ Als de knoppen gebruikt worden
Plaats het onderwerp in het AF-tracking frame en druk de
sluiterknop tot halverwege in om het onderwerp te vergrendelen.
A AF-volgframe
•
De AF-zone wordt groen zodra de camera het onderwerp waarneemt.
•
De AF-zone wordt geel als de sluiterknop wordt losgelaten.
•
De vergrendeling wordt gewist als op [MENU/SET] wordt gedrukt.
•
Tracking AF en gezichtsherkenning zullen telkens schakelen als op 2
gedrukt wordt in de Intelligente Automatische (
Aantekening
•
De belichting wordt bijgesteld in overeenstemming met het vergrendelde onderwerp als
[MEETFUNCTIE] op [C] gezet is.
•
Als het vergrendelen niet lukt, zal de AF-zone in het rood knipperen en verdwijnen. Probeer
nog een keer te vergrendelen.
•
AF Tracking kan onder bepaalde beeldomstandigheden uitgeschakeld zijn, als het erg donker
is bijvoorbeeld. De AF-modus zal in dat geval op [Ø] gezet worden.
•
In de volgende gevallen, werkt [
–
Wanneer [FOTOSTIJL] [ZWART-WIT] is.
–
Als de Creative Control Modus [SEPIA] is.
•
Dynamische opsporing-functie zou niet kunnen werken in de volgende gevallen:
–
Wanneer het onderwerp te klein is
–
Wanneer de opnameplaats te donker of te helder is
–
Wanneer het onderwerp te snel beweegt
–
Wanneer de achtergrond dezelfde of soortgelijke kleur heeft als het onderwerp
–
Wanneer er beeldbibber is
–
Als de zoom wordt gebruikt
Opnemen
Opzetten van [
] (AF-opsporing)
] aangeraakt wordt.
ñ
(P128)
] als [Ø]
- 85 -
of
) Functie.
A