Opnamefunctie:
Belichtingscompensatie
Gebruik deze functie wanneer u de geschikte belichting niet kunt verkrijgen wegens het
verschil in helderheid tussen het object en de achtergrond. Zie de volgende voorbeelden.
Onderbelicht
De belichting positief
compenseren.
Druk 3 (È) om te schakelen naar
Belichtingscompensatie-werking.
Draai de bedieningsfunctieknop om de belichting
te compenseren.
A Belichtingscompensatiewaarde
B [LICHTMETER]
•
Kies [0] om terug te keren naar de originele belichting.
•
Draai de bedieningsfunctieknop om de [LICHTMETER] af te
beelden.
(P138)
Aantekening
•
De ingestelde belichtingswaarde wordt opgeslagen zelfs als het toestel uit wordt gezet.
•
Het compensatiebereik van de belichting wordt beperkt door de helderheid van het object.
•
Wanneer numerieke waarden voor opening- en sluitingsnelheid weergegeven worden in
Programma AE-functie, zal er, elke keer dat er op de cursorknop 3 gedrukt wordt, geschakeld
worden tussen Programmaschakeling en Belichtingscompensatie.
•
In AE-openingsvoorrangsfunctie, zal er, elke keer dat er op de cursorknop 3 gedrukt wordt,
geschakeld worden tussen Openingsinstelling
•
In AE-sluiterprioriteitfunctie zal er, elke keer dat er op de cursorknop 3 gedrukt wordt,
geschakeld worden tussen Sluitertijdinstelling
Opnemen
Juistebelichting
(Het verschijnt echter niet in
- 76 -
¿
/
modus.)
(P100)
en Belichtingscompensatie.
(P100)
en Belichtingscompensatie.
Overbelicht
De belichting negatief
compenseren.
A
B