OPMERKING
Mocht u er niet in slagen de unit volledig waterpas te
installeren, zorg er dan altijd voor dat ze naar de
achterkant van de unit helt. Dit is nodig om ervoor te
zorgen dat het water goed wordt afgevoerd.
OPMERKING
Als de afvoeropeningen van de buitenunit geblokkeerd
worden door een installatiebasis of het oppervlak van de
vloer, moet u de unit hoger plaatsen zodat er een vrije
ruimte van meer dan 150 mm onder de buitenunit ontstaat.
Afvoeropeningen (afmetingen in mm)
A
171
758
B
43
48
107
288
451
613
776
A
Afvoerzijde
B
Afstand tussen ankerpunten
C
Onderste frame
D
Afvoeropeningen
E
Uitbreekopening voor sneeuw
Sneeuw
In koude streken kan er zich sneeuw ophopen en bevriezen tussen
de warmtewisselaar en de behuizing van de unit. Hierdoor kan de
unit minder efficiënt werken.
INFORMATIE
Bij installatie in een koud klimaat bevelen wij aan de
optionele
bodemplaatverwarming
installeren.
14.3.4
Ervoor zorgen dat de buitenunit niet kan
omvallen
Voer de volgende stap uit als de unit wordt geïnstalleerd op een
plaats waar ze aan sterke winden is blootgesteld:
1 Maak 2 kabels klaar zoals getoond op de volgende afbeelding
(ter plaatse te voorzien).
2 Leg de 2 kabels over de buitenunit.
3 Stop een stuk rubber tussen de kabels en de buitenunit zodat
de kabels de verf niet kunnen beschadigen (lokaal te voorzien).
4 Maak de uiteinden van de kabels vast.
5 Trek de kabels aan.
ERA100~140A7V/Y1B
Inverter-buitenunit voor AHU-optiekit en luchtgordijnen
4P780151-1 – 2024.06
171
C
D
=
E
(EKBPH250D7)
te
15 Installatie van de leidingen
15
Installatie van de leidingen
VOORZICHTIG
Zie
"2
Specifieke
installateur" [ 4 5] om te controleren of deze installatie aan
alle veiligheidsvoorschriften voldoet.
15.1
Koelmiddelleiding voorbereiden
15.1.1
Vereisten voor de koelmiddelleidingen
OPMERKING
De leidingen en andere drukvoerende delen moeten
geschikt zijn voor koelmiddel. Gebruik met fosforzuur
gedeoxideerde, naadloze koperen leidingen voor de
koelmiddelleidingen.
▪ Vreemde stoffen in de leidingen, waaronder oliën die tijdens de
fabricage worden gebruikt, mogen niet meer dan 30 mg/10 m
bedragen.
15.1.2
Materiaal koelmiddelleidingen
▪ Leidingmateriaal: met fosforzuur gedeoxideerd naadloos koper
▪ Flareverbindingen: Gebruik alleen gegloeide leidingen.
▪ Hardingsgraad en dikte leidingen:
Buitendiameter
Hardingsgraad
(Ø)
6,4 mm (1/4")
Gegloeid (O)
9,5 mm (3/8")
12,7 mm (1/2")
15,9 mm (5/8")
Gegloeid (O)
19,1 mm (3/4")
Halfhard (1/2H)
(a)
Afhankelijk van de toepasselijke wetgeving en de maximale
bedrijfsdruk van de unit (zie "PS High" op het naamplaatje van de
unit), zijn mogelijk dikkere leidingen vereist.
15.1.3
Isolatie van de koelmiddelleidingen
▪ Neem polyethyleenschuim als isolatiemateriaal:
▪ met een warmteoverdrachtsfactor begrepen tussen 0,041 en
0,052 W/mK (0,035 en 0,045 kcal/mh°C)
▪ bestand tegen minstens 120°C
▪ Isolatiedikte:
Omgevingstemperat
Vochtigheid
uur
≤30°C
75% tot 80% RV
>30°C
≥80% RV
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
veiligheidsinstructies
voor
de
(a)
Dikte (t)
Ø
≥0,80 mm
≥0,99 mm
≥0,80 mm
Minimumdikte
15 mm
20 mm
23
t