6 Inbedrijfstelling en afstelling
Voorbereidingen
1.
Controleer of de schakelaar (SF1) in de stand " "
staat.
2.
Controleer of de vulkleppen (QM10) en (QM11)
volledig dicht zijn.
LET OP!
Controleer de automatische zekering (FC1) in
de warmtepomp. Het kan zijn dat deze tijdens
het transport is ingeschakeld.
Vullen en ontluchten
DE BOILER VULLEN
Open een warmtapwaterkraan in de woning.
1.
Open de vulklep (QM10). Deze klep moet vervol-
2.
gens altijd geheel open zijn.
3.
Wanneer het water uit de warmtapwaterkraan komt,
is de ketel vol en kan de kraan worden gesloten.
VULLEN VAN HET AFGIFTESYSTEEM
Controleer of de afsluiters voor het verwarmingssys-
1.
teem (QM31) en (QM32) open zijn.
2.
Open de ontluchters (QM20) en (QM21).
3.
Open de vulkleppen (QM11) en (QM13). Het verwar-
mingsgedeelte en de rest van het afgiftesysteem
worden met water gevuld.
4.
Wanneer het water dat de ontluchters (QM20) en
(QM21) verlaat niet langer met lucht is vermengd,
sluit u de ontluchters. Na een tijdje begint de druk
op de drukmeter BP5 te stijgen. Als de druk 2,5 bar
(0,25 MPa), bereikt, begint het overstortventiel (FL2)
water door te laten. Sluit de vulklep (QM11).
5.
Verlaag de boilerdruk naar het normale werkbereik
(ca. 1 bar) door de ontluchters (QM20) en (QM21)
of het overstortventiel (FL2) te openen.
Controleer of er water in de overstortkom (WM1)
6.
staat.
34
Hoofdstuk 6 | Inbedrijfstelling en afstelling
Indien de overstortkom moet worden bijgevuld:
1.
Draai het overstortventiel voor warmtapwater (FL1)
voorzichtig linksom.
NIBE F470