∫ Over [š] (Gezichtsdetectie)
De volgende AF-zoneframes worden afgebeeld wanneer het toestel
de gezichten vindt.
Geel:
Wanneer de ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt, wordt de
frame groen wanneer het toestel scherpgesteld heeft.
Wit:
Afgebeeld wanneer er meer dan één gezicht gevonden wordt. Er wordt ook op de andere
gezichten die zich op dezelfde afstand bevinden als gezichten binnen de gele AF-zones
scherpgesteld.
•
Onder bepaalde omstandigheden van beelden maken, inclusief de volgende gevallen, zou de
gezichtsherkenningsfunctie niet kunnen werken, en dit maakt het onmogelijk om gezichten op
te sporen. [AF MODE] wordt naar [
–
Wanneer het gezicht niet naar het toestel gericht is
–
Wanneer het gezicht op een hoek is
–
Wanneer het gezicht extreem helder of donker is
–
Wanneer de gezichten weinig contrast hebben
–
Wanneer de gezichtstrekken verborgen zijn achter een zonnebril enz
–
Wanneer het gezicht klein lijkt op het scherm
–
Wanneer er een snelle beweging is
–
Wanneer het onderwerp geen menselijk wezen is
–
Wanneer het toestel schudt
–
Wanneer de digitale zoom gebruikt wordt
∫ Opzetten van [
1
Breng het onderwerp naar de
AF-opsporingsframe en druk op
[AF/AE LOCK] om het onderwerp te
vergrendelen.
A AF-volgframe (wit)
B AF-volgframe (geel)
•
De AF-zone zal geel weergegeven worden
wanneer een onderwerp herkend wordt en
de belichting en de scherpstelling zullen
automatisch ingesteld worden terwijl de
beweging van het onderwerp gevolgd
wordt (dynamisch volgen).
•
AF-opsporing wordt geannuleerd wanneer
[AF/AE LOCK] opnieuw ingedrukt wordt.
2
Maak de opname.
Gevorderd (Opname van beelden)
] geschakeld.
] (AF-opsporing)
Voor het
vergrendelen
A
- 132 -
Vergrendeld
B