4.3. Hydraulische aansluiting
Voor
de
hydraulische
verwarmingsinstallatie en eventuele waterverhitters –
met name met betrekking tot de veiligheidstechnische
inrichtingen zoals veiligheidsventielen, expansievat,
etc. – verwijzen wij naar de algemeen geldige regels
van de techniek en naar de betrokken nationale normen
en voorschriften.
Als ketels in dakverwarmingscentrales of op de
hoogste plaats van de verwarmingsinstallatie worden
geplaatst, moeten ze worden voorzien van extra
veiligheidsorganen
(b.v.
Neem hiervoor de lokale veiligheidsvoorschriften
van de overheid in acht. Verder moet de minimale
bedrijfsdruk volgens paragraaf 2.2 (pagina <?>)
aangehouden worden.
Vóór de aansluiting van de ketel aan een oude installatie
moet heel de verwarmingsinstallatie gespoeld worden.
Ook een slibvanger wordt aanbevolen.
De minimaal toegestane retourtemperatuur volgens
paragraaf 2.1, page 11) moet met een automatische
temperatuurregeling aangehouden worden.
Als de verwarmingsketel met een waterverhitter
wordt gecombineerd, moet erop worden gelet dat
grootte en capaciteit daarvan corresponderen met het
geïnstalleerde ketelvermogen.
Het overschrijden van de bedrijfsoverdruk in de
4.4. Elektrische installatie
4.4.1. Algemene aanwijzingen
Die
hele
elektrische
verwarmingsinstallatie mag alleen door een vakman
met vergunning uitgevoerd worden.
De geldende regels van de techniek en de nationale
voorschriften en normen dienen in acht genomen te
worden.
!
ATTENTIE:
4.4.2. Aansluiting aan het elektriciteitsnet
De
externe
voeding
wisselstroom 230 V AC, 50 Hz of 3-fasen-wisselstroom
400VAC, 50Hz, allebei max. 16A. Het apparaat is
intern met 6,3AT en bovendien met 6,3 AT per regelaar
of module gezekerd.
De kwaliteit van de voeding moet aan de norm EN50160
voldoen (spanning ±10% max., frequentie ±1%).
De netaansluitkabel en alle externe aansluitingen op
19.03.2019
aansluiting
van
watergebrekbeveiliging).
installatie
van
Installaties ter plaatse (kabelkanalen, etc.) mogen niet aan de ketelbekleding
bevestigd worden!
Elektrische aansluitingen, met name de aansluiting aan het net, mogen pas na het
voltooien van alle andere montage- en installatiewerkzaamheden uitgevoerd worden.
vindt
plaats
met
1-fase-
PYRONOX LRR -
de
waterverhitter moet voorkomen worden door een per
component getest membraan-veiligheidsventiel; deze
mag door de waterverhitter niet gesloten kunnen
worden.
Bij gebruik van waterverhitters met extra elektrische
verhitting moet in de laadleiding tussen ketel
en
waterverhitter
terugslagventiel ingebouwd worden.
De maximale bedrijfsvoorwaarden voor de unit
(waterdruk en -temperatuur) zijn in paragraaf 2.1, page
11) aangegeven.
Een minimale hoeveelheid circulatiewater is niet
vereist.
Schade door corrosie kan optreden als er via open
installaties, te kleine expansievaten, vloerverwarming
met niet-zuurstofdichte buismaterialen, etc. voortdurend
zuurstof in het verwarmingswater komt.
Als dit niet kan worden voorkomen, zijn er extra
maatregelen nodig in de vorm van vakkundig
toegepaste zuurstofbindmiddelen of chemicaliën. Als
een installatie zonder het binnendringen van zuurstof
niet realiseerbaar is, moet er een systeemscheiding
met warmtewisselaar worden ingericht.
de
De montage van het schakelpaneel en de toebehorende
support geschiedt volgens de separaat meegeleverde
montageinstructies.
Het elektrische schema van het schakelpaneel is met
het paneel meegeleverd.
de ketelregeling moeten ter plaatse geschikt geleid
worden.
Een vrijschakelinrichting volgens DIN VDE 0116 moet
ter plaatse gemaakt worden.
Installatie, gebruik en onderhoud
een
betrouwbaar
werkend
Pagina 27 / 36