4.2
Opstellingsruimte
Het toestel dient aan een wand gemonteerd te worden die
voldoende draagkracht heeft om de ketel, gevuld met water, te
kunnen dragen.
Bij het toestel dient er op maximaal 1 meter afstand een
wandcontactdoos met randaarde voorhanden te zijn en dient
er een mogelijkheid te zijn om de condensafvoer van het
toestel op het riool aan te sluiten.
Om bevriezing van de condensafvoerleiding te voorkomen,
dient het toestel in een vorstvrije ruimte geïnstalleerd te
worden.
Draag zorg voor een goede bereikbaarheid van het toestel door
voldoende vrije ruimte rondom de ketel in acht te houden. Dit
bevordert onder meer het onderhoud aan het toestel.
4.2.1
In een keukenkastje plaatsen
Het toestel kan tussen twee keukenkastjes of binnenin een
kastje geplaatst worden. Zorg hierbij wel voor voldoende
ventilatie aan de onder- en bovenzijde. Indien het toestel
binnenin een kastje geplaatst wordt, dienen er aan zowel
boven- als onderzijde ventilatieopeningen van tenminste 50
cm
aangebracht te worden.
2
minimaal 50 cm2
minimaal 50 cm
2
13