9
XENYX XL3200/XL2400/XL1600 Gebruiksaanwijzing
INSERT
De INS(ert)-aansluiting (6,3-mm-stereojack) is een aansluitpunt voor externe
signaalprocessoren. Sluit hier een compressor, noise gate of equalizer op aan om
het signaal van een afzonderlijk kanaal te bewerken. Dit aansluitpunt ligt voor de
fader, de EQ en de aux send. Gebruik voor het aansluiten een insertkabel.
DIRECT OUT
Deze 6,3-mm-monojack is een directe uitgang, die het signaal onmiddellijk
achter de kanaal-fader oppikt, om het bijv. op een meersporen-recorder
op te nemen. Door een modificatie op de printplaat in het apparaat kan de
signaalopname ook pre-fader plaatsvinden (modificatie zie Hs. 6).
4.3 Stereo-ingangen
LINE L (MONO), LINE R
De stereokanalen beschikken over twee line-ingangen (6,3-mm-jackbussen)
voor het linker- en rechterkanaal. De ingangen zijn symmetrisch (stereojack),
kunnen echter ook met asymmetrisch geschakelde stekkers (monojack) worden
gebruikt. Het kanaal kan ook mono worden gebruikt door uitsluitend de met
"L" aangeduide bus te gebruiken. Om een monosignaal aan te sluiten gebruikt u
uitsluitend de met "L" (voor links) aangeduide bus.
MIC
Ook de stereo-ingangen beschikken over XLR-ingangen voor de aansluiting van
microfoons, DI-boxen of multicores.
+48 V
Fantoomvoeding voor de werking van condensatiemicrofoons.
naast het waarschuwingslampje naast de schakelaar en in de trimsectie
van de stereokanalen.
4.4 Uitgangen van de main-sectie
OUT A
De OUT A-uitgangen voeren het somsignaal (MAIN A) en zijn als symmetrische
XLR-bussen met een nominaal niveau van +4 dBu ontworpen.
OUT B
De OUT B-uitgangen voeren het MAIN B-signaal, dat over een eigen
geluidsterkteregeling beschikt.
INSERT
Via de insert-aansluitingen kunt u (zoals via de kanaal-inserts) een dynamische
processor of een equalizer aansluiten, waarmee het somsignaal van OUT A
nogmaals akoestisch kan worden bewerkt.
4.5 Aansluitingen subgroepen
GROUP OUT 1 - 4
Op deze vier GROUP OUT-klinkerbussen liggen de signalen van de afzonderlijke
subgroepen. Verbind deze ingangen met een meersporen-recorder wanneer u
een meersporen-opname wenst op te nemen.
INSERT
Iedere subgroep beschikt over een insert-aansluiting waarop INS staat.
Sluit hier een noise gate, een compressor of equalizer op aan om het gehele
subgroepensignaal te bewerken. Wanneer u bijv. een subgroep van alle
achtergrondzangers heeft gevormd, kunt u met een compressor de stemmen
dichter bij elkaar "halen", zodat het meer op een koor lijkt dan op afzonderlijke
solisten. Het aansluitpunt ligt voor de groepen-fader. Zo kan het werkpunt
van dynamische processoren (noise gate, compressor, enz.) optimaal worden
ingesteld en het functioneert ook nog, wanneer de luidsterkte op de groepen-
fader wordt gewijzigd. Gebruik voor het aansluiten een insertkabel.
SPEAKERS
De SPEAKERS-uitgangen geven hetzelfde signaal als de koptelefoonuitgangen.
Op deze uitgangen kunt u afluistermonitors aansluiten. Dat is bijvoorbeeld
nuttig, wanneer het mengpaneel niet in de zaal, maar in een aparte ruimte is
geïnstalleerd (bijv. in een TV-regie). Het is ook mogelijk hier een bühnemonitor
op aan te sluiten om de monitor-sound op de bühne beter te kunnen beoordelen.
In dit geval dient het ontwerp van de hier aangesloten monitor identiek zijn aan
die, die op de bühne wordt gebruikt.
4.6 CD/tape-aansluitingen
IN
Dit zijn de CD/TAPE INPUT-cinch-bussen voor het aansluiten van CD-speler,
Tape Decks of vergelijkbare Line-bronnen. De geluidssterkte van het signaal
wordt met de TO MAIN-regelaar bepaald.
OUT
Het somsignaal grenst aan de CD/TAPE-uitgangen. Hier kunt u bijvoorbeeld
een tape-deck of een DAT-recorder op aansluiten, om uw mix op te nemen.
Het signaal wordt voor de main fader opgepikt (pre fadder), zodat het niet
beïnvloed wordt door eventuele bewegingen van de fader.