11
|
Inbedrijfstelling
11.3 Controlelijst voor de inbedrijfstelling
11.4 Checklist tijdens inbedrijfstelling
Uitgebreide handleiding voor de installateur
54
Tijdens het proefdraaien starten de buitenunit en de binnenunits op. Controleer of
voorbereidingen van alle binnenunits voltooid zijn (lokale leidingen, elektrische
bedrading, ontluchten, ...). Zie de montagehandleiding van de binnenunits voor
meer informatie.
1 Controleer na de installatie van de unit de hierna vermelde punten.
2 Sluit de unit.
3 Schakel de unit in.
De binnenunit moet juist gemonteerd zijn.
De buitenunit moet juist gemonteerd zijn.
Het systeem is correct geaard en de aardingsklemmen zijn vastgedraaid.
De voedingsspanning stemt overeen met de spanning op het identificatieplaatje van de
unit.
Er zijn GEEN losse aansluitingen of verbindingen of beschadigde elektrische onderdelen in
de schakelkast.
Er zijn GEEN beschadigde onderdelen of buizen die tegen de binnenkant van de binnen- of
buitenunit gedrukt worden.
Er zijn GEEN koelmiddellekkages.
De koelmiddelleidingen (gas en vloeistof) zijn thermisch geïsoleerd.
De juiste buismaten werden geplaatst en de leidingen zijn goed en op de juiste manier
geïsoleerd.
De afsluiters (gas en vloeistof) op de buitenunit staan volledig open.
Afvoer
De afvoer moet vlot stromen.
Mogelijk gevolg: Er kan condenswater naar beneden druppelen.
De binnenunit ontvangt de signalen van de gebruikersinterface.
De vermelde kabels worden gebruikt voor de doorverbindingskabel.
De zekeringen, onderbrekers of lokaal geïnstalleerde beveiligingen zijn overeenkomstig dit
document geïnstalleerd en zijn NIET overbrugd.
Ontluchten.
Testen.
RXTJ-A, RXTA-C, RXTM-A, RXTP-A, ARXTM-A
R32 Split-reeks
4P728168-5 – 2024.04