6.3.5 Afvoer voorzien
RXTJ-A, RXTA-C, RXTM-A, RXTP-A, ARXTM-A
R32 Split-reeks
4P728168-5 – 2024.04
Zonder afvoeraansluiting
▪
Controleer of het condenswater goed kan worden afgevoerd.
▪
Plaats de unit op tegen de muur gemonteerde installatiepoten om een goede
afvoer te hebben, zodat ijs zich niet kan ophopen.
▪
Voorzie een waterafvoerkanaal rond de fundering om overtollig water rond de
unit af te voeren.
▪
Vermijd dat het afgevoerd water over het voetpad vloeit zodat het voetpad NIET
glad wordt bij vriestemperaturen.
▪
Indien u de unit op een frame installeert, plaats dan een waterdichte plaat op
maximum 150 mm van de onderkant van de unit om te verhinderen dat water in
de unit kan binnendringen en afgevoerd water zou druppelen (zie de volgende
afbeelding).
Met afvoeraansluiting + afvoerslang/-buis
1 Gebruik een afvoeraansluiting voor de afvoer (accessoire).
2 Gebruik een slang/buis van Ø32 mm (lokaal te voorzien).
▪
Leid de afvoerslang/buis naar een vorstvrije diepte om te voorkomen dat afvoer
bevriest.
a Vorstvrije diepte
▪
Bij gebruik van een afvoeraansluiting met een afvoerslang/-buis, raden we aan
om ook een optionele afvoerslangverwarming DHH25A (15 W/m, 2,5 m) te
gebruiken om te voorkomen dat de afvoer in de afvoerslang/-buis bevriest. Zie
de montagehandleiding voor de optionele afvoerslangverwarming DHH25A.
OPMERKING
Als de unit in een koude streek wordt geplaatst, moeten gepaste voorzorgen worden
genomen om ervoor te zorgen dat het condenswater NIET kan bevriezen.
INFORMATIE
Voor meer informatie over de beschikbare opties, neem contact op met uw verdeler.
6
Installatie van de unit
|
Uitgebreide handleiding voor de installateur
31