BEDIENINGSVOORSCHRIFT
11-3 Uitvoering met gaslekkontrole (uitvoeringO10)
Technische gegevens.
Landis & Gyr beveiligingsautomaat, type LFL
1.638, stuurspanning 220V-50Hz.
Min. noodzakelijke ionisatiestroom: 7 micro Amp.
Reaktietijd van de vlambeveiliging: 1 sec.
Dungs dichtheidskontrole-automaat, type VDK
200H, stuurspanning 22OV-50 Hz.
Max. toelaatbare omgevingstemperatuur automa-
ten 60°C.
Opgenomen vermogen max. 180 VA.
inbedrijfstellen:
1 Kontroleer de gasaansluitingen.
2
Kontroleer de elektrische aansluitingen Fase/
3 Kontroleer het waterniveau.
4 Schakel de circulatiepomp in en kontroleer
5 Open de gashoofdkraan (gasleiding goed ont-
6 Schakel de elektrische voeding van de ketel in.
7 Stel de thermostaten in op de juiste tempera-
tuur.
8 Het volgende zal nu plaatsvinden:
door een membraanpomp wordt een overdruk
gevormd tussen de aansteekgasklep en de be-
veiligingsaisluiters. Wordt een overdruk van
ca. 30 mbar bereikt t.o.v. de gasvoordruk bin-
nen de testtijd van 27 sec., dan zal de gasiek-
kontrole-automaat de spanning naar de bevei-
ligingsautomaat vrijgeven. Vervolgens opent
de beveiligingcafsluiter VA 1, na ca. 60 sec.
volgt de ontsteking. Tijdens de ontsteking
opent de aansteekmagneetkiep. Er ontstaat
een aansteekvlam op de aansteekbrander. De
vlam wordt waargenomen door de eerste vlam-
bevelliging. De ontsteking valt weg en de be-
veiligingsafsluiter VA 2 opent. Er ontstaan dan
vlammen op het gehele branderbed. De tweede
vlambeveiliging kontroleert of de vlammen zijn
overgelopen en beveiligt het branderbed. De
aansteekbrander wordt nu uitgeschakeld.
Hierna kan de regeling naar vollast worden vrij-
gegeven.
9 Is de ketel in bedrijf, dan enige minuten laten
branden i.v.m. de nog aanwezige lucht in de
gasleiding.
10
Hierna de gewenste branderdruk instellen
d.m.v. de gasdrukregelaar (zie opschriftplaat).
Voor de lage vlam de branderdruk op 6 mbar
instellen d.m.v. de instelschroef op de tweede
beveiligingsafsluiter VA 2 (zie blz. 6).
Nu I/Aa rde.
montagestand en draairichting.
I uchten).
11 De gasdrukschakelaars als volgt afstellen:
a. Afstelling
minimum
gasdrukschakelaar
LD1. Door dichtdraaien van de gashoofd-
kraan de branderdruk laten dalen tot6 mbar.
De instelschijf van de min. gasdrukschake-
laar langzaam rechtsom draaien tot de ketel
uitschakelt. De installatie vergrendelt en de
signaallamp min. gasdruk brandt. De instal-
latie ontgrendelen.
b. Afsteliing maximum gasdrukschakelaar (te
hogestartbelasting) HD-start. Deze schake-
laar is funktioneel vanaf het moment ope-
nen aansteekgas tot het moment sluiten aan-
steekgas. De schakelaar instellen op 5,3
mbar. Door de ketel op vollast te iaten star-
ten i.p.v. op deellast, wordt bewerkstelligd,
dat de max. gasdrukschakelaar aanspreekt,
de brander uitschakelt en dat de installatie
wordt vergrendeld. De signaailamp 'lage
vlamstart' brandt. Het juiste punt van uit-
schakelen kan, door een U-buis manometer
op het meetpunt van de schakelaar aan te
sluiten, worden gekontroleerd.
c. Stel de max. gasdrukschakelaar HD als
volgt af: verhoog de branderdruk (d.m.v. de
gasdrukregelaar) tot 17,3 mbar en draai de
instelschijf v/d drukschakelaar langzaam
links om tot dat de ketel Uitschakelt. De in-
stallatie vergrendelt. De installatie ontgren-
delen.
12 De werking van de thermostaten kontroleren
en op de juiste waarde instellen. De maximaal-
thermostaat werkt vergrendelend (1 10°C).
13 De werking van de niveaubeveiliging kontro-
leren (elektrodeleiding losnemen).
14 De werking van de vlambeveiliging kontroleren
door:
a. bij start de vlambeveiliging VB 1 los te ne-
men.
b. in bedrijf de vlambeveiliging VB 2 los te ne-
men. In beide gevallen vergrendelt de bevei-
ligingsautomaat en de signaallamp 'vlamsto-
ring brandt.
15 De automatische dichtheidskontrole-appara-
tuur testen door de drukmeetnippel tussen de
beveiligingsafsluiters tijdens de testtijd open
te draaien. De dichtheidckontrole-automaat
gaat in vergrendeling en de signaallamp 'gas-
lek' brandt.
12