Handleiding
Laad P post-run - A217.2 / A317.2
Circuit
1
Stel de post run-tijd van de tapwaterlaadpomp (P2) in (minuten).
De tapwaterlaadpomp kan INGESCHAKELD blijven na de
tapwaterverwarmingsprocedure om de resterende warmte in de
warmtewisselaar te gebruiken.
0 ... 30: Stel het aantal minuten voor de post run in.
Zenden gewenst. T
Circuit
1
Wanneer de controller fungeert als een slave-controller in een
master/slave-systeem, dan kan de informatie over de gewenste
flow-temperatuur naar de master-controller verzonden worden via de ECL
485-bus.
UIT:
Informatie over de gewenste flow-temperatuur wordt
niet naar de master-controller verzonden.
AAN:
Informatie over de gewenste flow-temperatuur wordt
naar de master-controller verzonden.
Circ. P vorst T
Circuit
1
Stel de buitentemperatuur in, waarbij de circulatiepomp van het tapwater
actief moet zijn om het tapwatercircuit te beschermen tegen vorst.
UIT:
De circulatiepomp van het tapwater is niet actief.
–10 ... 20: De circulatiepomp van het tapwater is actief wanneer de
buitentemperatuur lager is dan de ingestelde waarde.
Vorst T (vorstbeschermingstemperatuur)
Circuit
1
Stel de gewenste flow-temperatuur (S3) in om het systeem te beschermen
tegen vorst.
5 ... 40: Gewenste vorstbeschermingstemperatuur.
Danfoss District Energy
ECL Comfort 210 / 310, Applicatie A217 / A317
11042
Instelbereik
Fabrieksinst.
0 ... 30 m
11500
Instelbereik
Fabrieksinst.
UIT / AAN
11076
Instelbereik
Fabrieksinst.
UIT / –10 ... 20 °C
11093
Instelbereik
Fabrieksinst.
5 ... 40 °C
1 m
In de master-controller moet "Vereiste offset" ingesteld worden op
AAN
een waarde om te reageren op een gewenste flow-temperatuur van
een slave-controller.
Wanneer de controller fungeert als slave moet het adres ervan 1, 2,
3 ... 9 zijn om de gewenste temperatuur naar de master te kunnen
verzenden (raadpleeg het hoofdstuk "Diversen", "Meerdere controllers
in hetzelfde systeem").
2 °C
10 °C
VI.LG.U2.10
DEN-SMT/DK
87