4 Werken met de Master
4.3.4 Protocollen
Frequentie (1) van de protocollen selecteren.
Selectie met vinkje (4) activeren of met x (3) annuleren.
De gegevens worden geregistreerd in overeenstemming met de geselecteerde
Opnamefrequentie (2). Bedraagt het temperatuurverschil tussen de opnamepunten
≤ 0,5 °C, dan wordt geen waarde opgeslagen.
Tijdens een spoelproces worden de temperatuurgegevens om de 2 seconden gere-
gistreerd.
Protocolstatus
Als alle spoelprocessen tijdens de registratieperiode met succes zijn uitgevoerd, is
de protocolstatus OK. Als de afvoerbewaking tijdens de registratieperiode ten min-
ste één keer is geactiveerd, is de protocolstatus NOK.
44