Inhoud 1 Over dit document 1.1 Gebruiksaanwijzing in acht nemen 1.2 De symbolen in deze handleiding 2 Systeemoverzicht 2.1 Systeemvoorbeeld 2.2 Werkingsprincipe 3 Installatie 3.1 Componenten wijzigen in een geconfigureerd systeem 3.2 Kleppen 3.3 Master 3.3.1 Master aan de wand monteren 3.3.2 Master en kleppen met kabels verbinden 3.4 Uni Controller 3.4.1 Uni Controller monteren...
Pagina 4
4.4.3.4 Soort = Hersteld 4.4.4 Protocol 4.5 Temperatuur 4.6 Doorstroming 4.7 Actuator 4.7.1 Triggers 4.8 + Meldingen 4.8.1 Melding aanmaken of wijzigen 4.9 Automatisch onderhoudsproces 4.10 Handmatige bediening 4.10.1 Handmatige bediening klep 4.10.2 Handmatige bediening per type klep 4.10.3 Handmatige bediening actuator 4.11 Instellingen 4.11.1 Land 4.11.2 Object...
1 Over dit document 1 Over dit document 1.1 Gebruiksaanwijzing in acht nemen De gebruiksaanwijzing maakt deel uit van het product en is een belangrijk element in het vei- ligheidsconcept. Gebruiksaanwijzing lezen en in acht nemen. Gebruiksaanwijzing steeds bij het product beschikbaar houden. Gebruiksaanwijzing doorgeven aan alle volgende gebruikers van het product.
2 Systeemoverzicht 2.2 Werkingsprincipe De warmwater- en koudwatercircuits omvatten kleppen van de types LegioTherm K en LegioTherm 2T. Deze laatste kleppen dienen voor de hydraulische balancering (cir- culatiesysteem). De beide circuits kunnen gespoeld worden. Het spoelwater loopt naar een afvoer. De LegioTherm-kleppen zijn uitgerust met een temperatuursensor. Alle kleppen zijn via voedings- en communicatiekabels serieel (dus niet stervormig!) met de Master verbonden, en worden ook door de Master van stroom voorzien.
3 Installatie 3 Installatie 3.1 Componenten wijzigen in een geconfigureerd systeem Toepassingen worden gereset wanneer de hardwarecomponenten worden gewi- jzigd! Als de hardwarecomponenten in een reeds geconfigureerd systeem worden gewijzigd (bijv. wanneer een extra externe sensor wordt geïnstalleerd), worden alle toepassingen teruggezet naar de fabrieksinstellingen.
3 Installatie 3.2 Kleppen Voor de bedrading van de kleppen moet de isolatie van de kleppen verwijderd worden. Voor de demontage van de isolatie trekt u de beide delen (1, 2) voorzichtig uit elkaar. Let er daarbij op dat de kabel van de temperatuursensor niet loskomt of beschadigd raakt.
3 Installatie 3.3 Master 3.3.1 Master aan de wand monteren De behuizing van de Master wordt met 4 ogen (1) aan de wand bevestigd. Volgens de maattekening 4 pluggaten met diameter 6 mm in de wand boren en de meegeleverde pluggen (2) inbrengen. Master met de 4 meegeleverde schroeven (3) met een kruiskopschroevendraaier vast- schroeven.
3 Installatie 3.3.2 Master en kleppen met kabels verbinden De verbindingskabels omvatten 2 leidingen voor de stroomvoorziening en 2 signaallijnen. Beide kabeluiteinden zijn uitgerust met dezelfde vrouwelijke connectoren. Ze zijn zo uit- gevoerd dat ze niet kunnen verdraaien, en de respectieve M12-kartelschroeven zorgen voor een stevige bevestiging, ook onder ruige omstandigheden.
Pagina 13
3 Installatie Master aansluiten Sluit een van de stekkers van de verbindingskabel aan op de linkse M12-aansluiting (1) van de Master en draai de kartelschroef aan. Daarna kan ook M12-aansluiting (2) gebruikt worden, bijvoorbeeld (1) voor de ene kant van het gebouw, (2) voor de andere kant.
Pagina 14
3 Installatie Klep aansluiten Risico van storingen door onjuiste montage! Wanneer de bedrading wordt uitgevoerd terwijl de stroomvoorziening inge- schakeld is, kan dit leiden tot schade aan de elektronische componenten! Zorg ervoor dat de Master bij het bedraden niet onder stroom staat! Sluit de andere stekker (2) van de verbindingskabel aan op een van de twee M12-stekkers (3) van de klep en draai de kartelschroef vast.
Pagina 15
3 Installatie Indien nodig: sensor(en) op de klep aansluiten Risico van storingen door onjuiste montage! Wanneer de bedrading wordt uitgevoerd terwijl de stroomvoorziening inge- schakeld is, kan dit leiden tot schade aan de elektronische componenten! Zorg ervoor dat de Master bij het bedraden niet onder stroom staat! Sluit stekker (5) van de sensor aan op sensoraansluiting (4).
3 Installatie 3.4 Uni Controller Wanneer in het systeem Uni Controllers geïnstalleerd worden, geldt de volgende formule: (aantal LegioTherm-kleppen) + (2 x aantal Uni Controllers) ≤ 50. Voorbeelden: Geïnstalleerde LegioTherm-kleppen aanvullende Uni Controllers mogelijk De Uni Controller wordt via de BACnet-interface volledig weergegeven, bij de REST api- interface worden alleen de 4-20 mA-ingangen van de Hycleen AS-sensoren verwerkt.
3 Installatie 3.4.2 Uni Controller bedraden Risico van storingen door onjuiste montage! Wanneer de bedrading wordt uitgevoerd terwijl de stroomvoorziening ingeschakeld is, kan dit leiden tot schade aan de elektronische componenten! Zorg ervoor dat de Master en de Powerbox(en) bij het bedraden niet onder stroom staan! De Uni Controller biedt de volgende aansluitingen: (1) Relaisuitgang 24 V/230 V...
Pagina 18
3 Installatie Relaisuitgang 24/230 V en aansluiting 4-20 mA IN/OUT Deze aansluitingen dienen voor de aansturing van actuatoren zoals elektrische ste- laandrijvingen met of zonder positiemelding (5). Hier aangesloten actuatoren kunnen via de toepassing Actuator worden aangestuurd. Sluit kabel relais 24/230 V (3) of 4-20 mA IN/OUT (4) van de actuator op de over- eenstemmende aansluiting (1) of (2) aan.
3 Installatie 3.5 Andere componenten 3.5.1 Verbindingskabel verlengen Om twee verbindingskabels in serie te schakelen, gebruikt u verbindingsstuk (6). 3.5.2 Powerbox monteren Bij kabellengtes van meer dan 300 m moet een Powerbox tussen 2 verbindingskabels wor- den geplaatst. Hierdoor kan de kabellengte met nog eens 200 m tot maximaal 500 m worden verlengd.
Pagina 20
3 Installatie Sluit de stekker van de eerste verbindingskabel van de Master aan op de M12-stekker IN (3) van de Powerbox en draai de kartelschroef vast. Sluit de stekker van de tweede verbindingskabel naar de volgende Controller aan op de M12-stekker OUT (4) van de Powerbox en draai de kartelschroef vast. Pas wanneer alle componenten correct met kabels aangesloten zijn, mag u de toes- telstekker van de stroomkabel op aansluiting (2) steken om met de inbedrijfstelling van het systeem te beginnen.
3 Installatie 3.5.3 Externe temperatuursensor monteren De externe temperatuursensor (3, 9952.000, PT1000) wordt geleverd inclusief omzetter (2, uitgang 4 - 20 mA) en aansluitkabel (1). Schroef de temperatuursensor (3) met zijn buitenschroefdraad ¼" op de gewenste installatieplaats in. Voorbeeld: montage aan een JRG LegioStop-klep met schuine klepzitting: Onder het JRG-nummer 9951.xxx wordt temperatuursensor (3) volledig gemonteerd op een koperen buisstuk (6, DN 15 of DN 20) geleverd, inclusief bijpassende isolatie (7), die ook...
Pagina 22
3 Installatie Bij deze variant wordt alleen het buisstuk (6) op de gepaste installatieplaats gemonteerd. Plaats de omzetter (2) in de meegeleverde isolatie (7). De externe temperatuursensor wordt verbonden met de controller van een klep (spoel- of compensatieklep) of Uni Controller; sluit daartoe aansluitkabel (1) aan op M8-aansluiting (8).
3 Installatie 3.5.4 Afvoerbewaking installeren De afvoerbewaking (1) controleert of het water in het proces het door de inbouwhoogte van de sensor vastgelegde hoogste peil niet overschrijdt. Ze wordt verbonden met de controller van een klep (spoel- of compensatieklep) of Uni Controller;...
Een monsternameklep (1) kan alleen voor of na een Hycleen-klep worden geïnstalleerd. Rechtstreekse aansluiting op een Hycleen-klep (2) is niet toegestaan, aangezien Hycleen- kleppen beschadigd kunnen worden wanneer de monsternameklep vóór de monstername wordt afgefakkeld. Neem contact op met uw GF Piping Systems-contactpersoon of onze helpdesk.
3 Installatie 3.5.7 Ononderbroken voeding installeren Een ononderbroken voeding (UPS) zorgt ervoor dat de aangesloten kleppen bij een stroo- monderbreking in een veilige stand worden geplaatst. Op de Master verschijnt de melding "Power Fail Mode", de spoelkleppen worden gesloten en alle hydraulische com- pensatiekleppen worden volgens het ingestelde lekkage gepositioneerd.
3 Installatie 3.5.8 Master-relais 24/230 V aansluiten Stekkeraansluiting (8) biedt 1 relais 24 V en 1 relais 230 V met telkens een potentiaalvrij schakelcontact (wisselcontact). Neem daarbij de volgende PIN-bezetting in acht: Relais 24 V NO (normaal open bij relais OFF) C (common relais) NC (normaal gesloten bij relais OFF) Relais 230 V...
3 Installatie 3.5.9 Netwerk- en cloudverbinding tot stand brengen (Hycleen Connect) Om op afstand toegang te krijgen via het cloud-gebaseerde Hycleen Connect, moet de licen- tie worden geactiveerd in de Connect Hub. Bovendien is voor de Master een inter- netverbinding vereist. De volgende opties zijn beschikbaar: LAN-aansluiting of router met SIM-kaart in een van de twee Ethernet-poorten (1) Internet-dongle in USB-poort (2) Routers met SIM-kaart of Internet-dongle moeten op een computer worden geconfigureerd...
4 Werken met de Master 4 Werken met de Master Via het touchscreen van de Master kunnen alle aangesloten componenten gecontroleerd en aangestuurd worden. Het is met een wachtwoord beveiligd tegen ongeoorloofde toegang: 137. De beschikbare functies zijn afhankelijk van de actuele configuratie. Hier wordt een voor- beeldconfiguratie beschreven.
Pagina 30
4 Werken met de Master Indien niet alle componenten correct werden geregistreerd, sluit u het dialoogvenster met toets (1); schakel de Master uit, controleer of alle componenten correct aan- gesloten zijn en schakel de Master opnieuw in. Werden alle kleppen wel correct geregistreerd, bevestig het dialoogvenster dan posi- tief met toets (2).
4 Werken met de Master De Master is klaar voor gebruik. De actieve toepassingen worden aangeduid met een groene cirkel. De momenteel actieve toepassingen worden aangeduid met een dynamische blauwe cirkel. In het gebied (1) kunnen alle geconfigureerde toepassingen geopend en gepa- rametreerd worden.
4 Werken met de Master 4.2.1 Weergave van de verbindingen Het type verbinding en de status worden weergegeven: (1) LAN verbonden (2) Hycleen Connect verbonden (3) SIM verbonden (4) geen verbinding...
4 Werken met de Master 4.3 Spoelen Voor het spoelen van een leiding is een klep vereist die in een voldoende gedimensioneerde afvoer buiten uitmondt. De bijbehorende kleppen sluiten volledig. Om veiligheidsredenen is bij alle spoelprocessen altijd slechts 1 spoelklep geopend. Het spoelvermogen is afhankelijk van de mate waarin de klep geopend is en van de water- druk:...
Pagina 34
4 Werken met de Master Eerst worden de geregistreerde componenten weergegeven. Selecteer klepinvoer in gebied (1) om de naam van deze klep aan te passen; daartoe verschijnt een virtueel toetsenbord. Voer de gewenste tekst voor de naam van de klep via het virtuele toetsenbord (1) in.
4 Werken met de Master 4.3.1 Algemene procedure Definieer achtereenvolgens Titel, Proces en Protocol: door op de velden in het gebied (1) te drukken, wordt telkens het respectieve dialoogvenster geopend. Activeer de gegevens met toets (2). 4.3.2 Titel De licht gekleurde velden geven parameters aan die niet aangepast kunnen worden, bijv. de Soort.
Pagina 36
4 Werken met de Master Pas de gewenste datum aan. Sluit het dialoogvenster met het toetsenbord met behulp van x (2) af wanneer geen aanpassingen nodig zijn of activeer de aanpassing met het vinkje (3). Zodra in het gebied (1) de nodige aanpassingen zijn aangebracht, activeert u de gegevens met toets (3) of sluit u het dialoogvenster af met toets (2).
4 Werken met de Master 4.3.3 Proces Selecteer de Trigger in het gebied (1): Tijd, Temperatuur of Gebruik. Zodra alles gedefinieerd is, activeert u de gegevens met toets (3). Indien nodig dialoogvenster afsluiten met toets (2). De keuzemogelijkheden in het gebied (1) worden aangepast naargelang van de gese- lecteerde Trigger.
4 Werken met de Master 4.3.3.1 Trigger = Temperatuur Het proces wordt voor iedere individuele klep gestart, onafhankelijk van de tem- peratuur. Procesverloop voor koud water (Bereik = Koud) Het proces wordt gestart zodra de temperatuur van het water de Temperatuur (voorinstelling: 20 °C) overschrijdt.
Pagina 39
4 Werken met de Master Bij normaal bedrijf verschijnt een foutmelding wanneer de temperatuur van het water onder de T ondergrens zakt (risico op vorst) en de T bovengrens overschrijdt (mogelijke legi- onella-groei). De klep voert het eerstvolgende proces pas uit na het verstrijken van de Vergrendeltijd. Dit kan worden gebruikt om overmatig spoelen tegen te gaan.
Pagina 40
4 Werken met de Master Wanneer een Afvoerbewaking geïnstalleerd is, zie Afvoerbewaking installeren, kan deze via het vinkje geactiveerd worden. Onder Niveausensor bepaalt u of bij activering van het signaal van de vlotterschakelaar ALLE spoelkleppen in het sys- teem gesloten moeten worden (voorinstelling en aanbeveling), alleen de klep (Intern) waarop de sensor aangesloten is of een handmatig geselecteerde spoel- klep.
4 Werken met de Master 4.3.3.2 Trigger = Tijd Het spoelproces wordt afhankelijk van de tijd gestart en vervolgens voor alle spoelkleppen na elkaar uitgevoerd, te beginnen met de eerste spoelklep. Het proces start zodra de ingestelde Starttijd (voorinstelling: 0:00 uur) bereikt wordt. Het Stopcriterium (1) voor het spoelproces kan geselecteerd worden: ofwel een gedefinieerde Duur (voorinstelling: 1 min) of een specifiek Volume voor iedere spoelklep (2).
Pagina 42
4 Werken met de Master Bij wekelijkse uitvoering, bijv. iedere week op maandag en woensdag, stelt u de gewenste weekdag in; in dit voorbeeld: Op werkdag(en) Maandag en Woensdag: Stel onder Elke x we(e)k(en) in of de uitvoering wekelijks (x = 1, voor- instelling) of minder frequent (x >...
4 Werken met de Master 4.3.3.3 Trigger = Gebruik Voorwaarde voor deze trigger is dat iedere spoelklep met de respectieve stromingssensor verbonden is. Het proces wordt voor iedere individuele klep gestart, afhankelijk van het respectieve gebruik ervan. Na ieder interval wordt het verschil tussen het gebruikte water en het inge- stelde te vervangen Volume gespoeld.
4 Werken met de Master 4.3.4 Protocollen Frequentie (1) van de protocollen selecteren. Selectie met vinkje (4) activeren of met x (3) annuleren. De gegevens worden geregistreerd in overeenstemming met de geselecteerde Opnamefrequentie (2). Bedraagt het temperatuurverschil tussen de opnamepunten ≤ 0,5 °C, dan wordt geen waarde opgeslagen.
4 Werken met de Master 4.4 Hydraulische balancering Voor de hydraulische balancering is een circulatieleiding vereist. De respectieve kleppen sluiten niet volledig, maar slechts tot op een instelbaar lekkage (min. doorstroming Kvmin). Het max. openingspercentage (max. doorstroming Kvmax) van iedere klep kan eveneens worden ingesteld.
Pagina 46
4 Werken met de Master Toewijzing doorstroming (liter/h) aan openingspercentage (lekkage):...
4 Werken met de Master De licht gekleurde velden geven parameters aan die niet aangepast kunnen worden. Het nummer van een component wordt doorlopend automatisch toegewezen, te beginnen met de streng op de linkse aansluiting van de Master. Met toets x (2) sluit u het respectieve dialoogvenster zonder wijzigingen. Lekkage (Kvmin, fabrieksinstelling 15 %) en max.
4 Werken met de Master 4.4.2 Titel Voer metagegevens voor het protocol in gebied (1) in (virtuele toet- senborden): Titel, Korte titel (tekst app-symbool), Datum, Auteur. Activeer de gegevens met toets (3) of sluit het dialoogvenster af met toets (2). 4.4.3 Proces Soort proces in gebied (1) is Temperatuur Afhankelijk van deze keuze wijzigen de overige velden.
4 Werken met de Master 4.4.3.1 Soort = Temperatuur Het proces wordt gestart zodra een bepaalde temperatuur wordt bereikt. Procesverloop voor warm water (Bereik = Warm) Wordt het warm water kouder dan de T hydr. balanc. (in dit geval: 57 °C, thermisch nog veilig tegen legionella), dan start het proces en wordt de klep geopend.
Pagina 50
4 Werken met de Master De klep voert het eerstvolgende proces pas uit na het verstrijken van de Ver- grendeltijd. Dit kan worden gebruikt om overmatige regulering van de klep- pen te voorkomen. Verkorting van de systeemlooptijd! Een kortere vergrendeltijd leidt tot hogere slijtage en zo tot een mogelijke ver- korting van de systeemlooptijd.
Pagina 51
4 Werken met de Master De thermische desinfectie (TD) start zodra een van de hydraulische com- pensatiekleppen de voor de TD ingestelde Temperatuur TD bereikt (hier: 70 °C, aan- bevolen: 70 °C gedurende minstens 3 min). De klep met de hoogste temperatuur wordt geopend, alle andere kleppen worden gesloten (lekkage). Zodra de voor de TD benodigde Duur TD per klep (som van de tijd, wanneer temperatuur ≥...
Pagina 52
4 Werken met de Master Procesverloop voor koud water (Bereik = Koud) Wordt het koud water warmer dan T hydr. balanc. (in dit geval: 25 °C), dan start het proces en wordt de klep geopend. De koudwatercirculatie die daar- door ontstaat, doet de temperatuur dalen. Wordt T hydr.
4 Werken met de Master Verkorting van de systeemlooptijd! Een kortere vergrendeltijd leidt tot hogere slijtage en zo tot een mogelijke verkorting van de systeemlooptijd. De standaardinstelling en aanbeveling is 60 min. De vergrendeltijd mag alleen indien nodig (bijv. bij de inbedrijfstelling) en slechts tijdelijk worden ingekort. Bij een instelling van de vergrendelingstijd onder 20 min verandert het systeem deze waarde aan het eind van de dag in 20 min.
Pagina 54
4 Werken met de Master Procesverloop voor warm water (Bereik = Warm) Op de ingestelde Starttijd stelt de eerste klep haar doorstroming af op de ingestelde T hydr. balanc.; in ons voorbeeld is dat 57 °C. Daarna stelt de tweede klep haar doorstroming af, vervolgens de andere klep- pen, en tot slot wordt het proces herhaald tot alle kleppen de ingestelde T hydr.
4 Werken met de Master Procesverloop voor koud water (Bereik = Koud) Op de ingestelde Starttijd stelt de eerste klep haar doorstroming af op de ingestelde T hydr. balanc.; in ons voorbeeld is dat 15 °C. Daarna stelt de tweede klep haar doorstroming af, vervolgens de andere kleppen, en tot slot wordt het proces herhaald tot de periode van 4 uur verstreken is.
Pagina 56
4 Werken met de Master Procesverloop Eerst moet onder Volumestroom de respectieve klep worden geselecteerd. Bij het begin van het proces Starttijd wordt het openingspercentage (lekkage) van iedere individuele klep ingesteld. Daarbij worden de kleppen ach- tereenvolgens afgesteld op basis van de glijdende gemiddelde tem- peratuurwaarde van de laatste 24 uur en de ingestelde Volumestroom van de klep.
4 Werken met de Master 4.4.3.4 Soort = Hersteld Bij deze soort wordt het voor de klep ingestelde openingspercentage (lekkage) niet gewij- zigd. Er zijn ook geen parameters om in te stellen. Het systeem behoudt permanent het voor iedere klep ingestelde openingspercentage, voor informatie over de instelling zie Lekkage (- >...
4 Werken met de Master 4.5 Temperatuur Deze functie biedt een overzicht van de temperaturen van alle interne en externe temperatuursensoren. Hier kunnen de parameters ook aangepast worden. Selecteer toets (1) om klepparameters aan te passen. Selecteer toets (2) om de registratie van de temperatuurgegevens aan te pas- sen of sluit het dialoogvenster met toets (3).
4 Werken met de Master 4.6 Doorstroming Deze functie geeft een overzicht van de stromingswaarden van alle externe stro- mingssensoren. Hier kunnen de parameters ook aangepast worden. Selecteer toets (1) om klepparameters aan te passen. Selecteer toets (2) om de registratie van de stromingsgegevens aan te passen of sluit het dialoogvenster met toets (3).
4 Werken met de Master 4.7 Actuator De toepassing Actuator biedt heel wat mogelijkheden, gaande van een door- gedreven automatisering van de drinkwaterinstallatie en procesveiligheid tot en met optimalisatiemogelijkheden op het vlak van energie en hygiëne. De centrale aan- sturing via de Master maakt de automatisering eenvoudig, veilig en controleerbaar. Actuator maakt programmering mogelijk van actuatoren die op de Master-relais- interface of op een Uni Controller zijn aangesloten, bijv.
4 Werken met de Master Overzicht In gebied (2) wordt de lijst van de aangesloten Uni Controllers en Master-relais weer- gegeven. In gebied (1) worden de instellingen van de geselecteerde relais of 4-20 mA-in/uitgang weergegeven. Met toets (3) worden de wijzigingen opgeslagen. Met toets (4) sluit u het dialoogvenster.
Pagina 62
TD. Spoelen. Trigger is het spoelproces van het Hycleen Automation System. Bij de start van een spoelproces verandert de status naar actief, en deze status blijft behouden tot het spoelproces beëindigd is. Daarna verandert de status...
Pagina 63
4 Werken met de Master Onderhoud. Trigger is het onderhoudsproces. Zodra een onderhoudsproces wordt gestart, verandert de status in actief, en deze blijft behouden tot het onder- houdsproces beëindigd is. Daarna verandert de status opnieuw naar inactief. Zo kan bijv. een desinfectiemaatregel of een spoeling tijdens het onderhoudsproces worden geactiveerd.
4 Werken met de Master 4.8 + Meldingen De toepassing + Meldingen biedt de mogelijkheid om tot 30 individuele meldingen aan te maken en zo het alarmbeheer te personaliseren. Af fabriek gedefinieerde sys- teemmeldingen blijven ongewijzigd. Gebied (1) toont de lijst van de aangemaakte individuele meldingen. Selec- teer een melding om deze te wijzigen of te wissen.
Pagina 65
4 Werken met de Master De volgende triggers kunnen geprogrammeerd worden: Temperatuur. Bewaking van een of meer Hycleen-temperatuursensoren. Volume. Bewaking van een of meer stromingssensoren en hun gecumuleerde stroom- volume. Niveau. Bewaking van een of meer Hycleen-afvoerbewakingsprocessen. 4-20 mA. Bewaking van externe signalen 4 - 20 mA. Thermische desinfectie.
Pagina 66
4 Werken met de Master Voorbeeld met temperatuurtrigger Naam. Vrij te kiezen naam van de melding in de meldingenlijst. ID. Identificatienummer van de melding in de meldingenlijst (mogelijk: 90001 tot 90030) Trigger. Trigger van de melding, in dit geval Temperatuur. Sensor.
4 Werken met de Master 4.9 Automatisch onderhoudsproces Eenmaal per week wordt de toepassing Onderhoud gestart. Deze toepassing zorgt voor een duurzame en betrouwbare werking van de kleppen bij hydraulische balancering. Een fundamenteel probleem van hydraulische regelkleppen is dat ze, wanneer ze in bedrijf zijn, nooit of alleen bij onderhoudsbeurten volledig gesloten wor- den.
4 Werken met de Master 4.10 Handmatige bediening Hier zijn de volgende functies mogelijk: (1) Handmatige aansturing van individuele kleppen (2) Gezamenlijke aansturing (openen/sluiten) van LegioTherm-kleppen vol- gens type: alle hydraulische compensatiekleppen (LegioTherm 2T) alle spoelkleppen (LegioTherm K) (3) Handmatige bediening van de aangesloten actuatoren Risico op beschadiging van de stromingssensoren! Eventueel geïnstalleerde stromingssensoren aan spoelkleppen kunnen bij een te hoge stroomsnelheid (openingspercentage = 100 %) beschadigd raken!
4 Werken met de Master 4.10.1 Handmatige bediening klep In het dialoogvenster kan de servicetechnicus de klepstand met de schuifregelaar hand- matig instellen (3). Klepnummer (1), Klepstand (4) en Temperatuur (2) aan de sensor van de klep worden weer- gegeven. Met toets (5) sluit u het dialoogvenster.
4 Werken met de Master 4.10.2 Handmatige bediening per type klep In het dialoogvenster kan de servicetechnicus de geselecteerde kleppen handmatig openen en sluiten (max. 5 kleppen tegelijkertijd). Daarbij worden de kleppen volledig geopend en gesloten (openingspercentage 100 %/0 %). Bij spoelkleppen kan daar- bij een grote hoeveelheid water uitgestoten worden! Gewenst Kleptype selecteren (Alle, Spoelen of Hydraulische balancering).
4 Werken met de Master 4.10.3 Handmatige bediening actuator In het dialoogvenster kan de servicetechnicus de actuatoren handmatig instellen. Gewenste Actuator selecteren (1). De selectie gebeurt aan de hand van de bedrading aan Master-relais of Uni Controller (relais of 4-20 mA). Bij een relais wordt in het veld (2) de status weergegeven, bij een uitgang van 4-20 mA de waarde.
4 Werken met de Master 4.11 Instellingen Gebied (1) omvat functie-elementen voor alle geconfigureerde instelmogelijkheden. Daarnaast wordt ook de actuele Softwareversie (2) weergegeven. 4.11.1 Land De volgende instellingen kunnen in gebied (1) worden aangepast: Datum: actuele datum, selectie-dialoogvenster Tijd: tijdstip actueel, selectie-dialoogvenster plus 24 uur of am/pm Datumindeling: dd-mm-yyyy of yyyy-mm-dd Eenhedensysteem: metrisch of imperiaal Taal naargelang van configuratie...
4 Werken met de Master 4.11.2 Object Gegevens over het actuele object of gebouw kunnen in gebied (1) worden aangepast. De ingevoerde gegevens van het betrokken gebouw in gebied (1) bekijken en indien nodig aanpassen (virtueel toetsenbord). Daartoe schuift u de lijst in het gebied indien nodig naar omhoog of omlaag.
Pagina 74
4 Werken met de Master In gebied (1) worden doorgaans de parameters weergegeven die aangepast kun- nen worden. Cycli geeft het aantal bewegingen van de geselecteerde klep weer. 1 cyclus bestaat uit 1 x openen en 1 x sluiten. De verwachte minimale levensduur van een klepmotor ligt rond de 100.000 cycli.
4 Werken met de Master Per voorinstelling wordt de optie "Lampen aan" afgevinkt, m.a.w. de LED-verlichting van alle aangesloten kleppen is ingeschakeld. Om de LED-verlichting in/uit te schakelen, moet het vinkje geplaatst/verwijderd wor- den. Activeer wijzigingen met toets (3). Met toets (2) sluit u het dialoogvenster zonder wijzigingen aan te brengen. 4.11.4 Externe sensoren De lijst in gebied (2) geeft een regel weer voor iedere externe sensor die met de Master ver- bonden is.
4 Werken met de Master 4.11.5 Actuatoren De lijst in gebied (2) geeft een regel weer voor iedere actuator die met de Master ver- bonden is. In gebied (1) wordt de naam van de Uni Controller weergegeven die de actuator aanstuurt. Lijst indien nodig omhoog of omlaag schuiven.
4 Werken met de Master 4.11.7 Back-up Met deze functie worden alle protocolgegevens en Master-instellingen bewaard, en bij onge- wenste wijzigingen of problemen hersteld. Alle lopende toepassingen worden tijdens de back-upprocedure stopgezet. De back-up is beveiligd met een wachtwoord: 42. Selecteer toets (1) om alle procesparameters, instellingsparameters en pro- tocolgegevens veilig te stellen.
4 Werken met de Master 4.11.8 Meldingen De lijst in gebied (1) geeft de laatste meldingen weer. Met toets (2) sluit u het dialoogvenster. In de kolommen van de kopregel (3) kan de sortering van de lijst worden aangepast: 1 maal drukken = oplopend, 2 maal drukken = aflopend. Als het systeem niet op Hycleen Connect is aangesloten, moet de master weke- lijks worden gecontroleerd om te zien of er een foutmelding aanwezig is.
4 Werken met de Master 4.11.10 Exporteren Deze functie biedt de mogelijkheid om een systeemconfiguratie-protocol of een Dump- bestand te exporteren. Het systeemconfiguratie-protocol (inbedrijfstellingsprotocol) omvat alle op het systeem aangesloten componenten en de opgeslagen instellingen van de toe- passingen. Het Dumpbestand omvat alle loggegevens voor een systeemanalyse met de in de Master ingevoerde commando's en kan voor de nodige opheldering zorgen wanneer er zich een onverwachte gebeurtenis voordoet.
4 Werken met de Master 4.11.11 Netwerk In gebied (1) kunt u de netwerkparameters van de Master instellen: IP-config op Automatisch zorgt ervoor dat het IP-adres van de Master automatisch wordt inge- vuld. In het andere geval (Handmatig) geldt het daaronder ingevoerde IP-adres. Ter informatie (4) wordt het Mac-adres van de Master vermeld.
Pagina 81
4 Werken met de Master Opmerkingen over https-certificaten Het RSA-cryptosysteem wordt ondersteund door het formaat .pem (Privacy-enhanced Mail). Het certificaat moet opgesteld worden volgens de X.509-standaard voor de definitie van formaten voor Public Key-certificaten. Het certificaat en de private sleutel moeten in hetzelfde bestand zitten. Ondersteunde bytegrootte: 512 tot 3072.
4 Werken met de Master 4.11.12 Bluetooth De app Hycleen Automation System is in de respectieve app-stores als Android- en als Apple-versie beschikbaar. Via deze app kunt u de staat van de kleppen via smartphone monitoren. De verbinding verloopt via de Bluetooth-toegang van een klep-controller (afstand max.
4 Werken met de Master 4.11.13 Modules Hier kunnen door import van het/de juiste licentiebestand(en) betaalde modules worden vrij- geschakeld zoals REST-api-interface BACnet-interface Master-relais (gratis na registratie) Actuatorautomatisering Hycleen Connect (cloud-gebaseerde toegang op afstand) Het benodigde licentiebestand moet op een USB-stick staan. De parameterinstelling van de BACnet-interface verloopt via Instellingen ->...
4 Werken met de Master 4.12 Protocollen De lijst van de beschikbare protocollen wordt in gebied (1) weergegeven. In de kolommen van de kopregel (2) kan de sortering van de lijst worden aangepast: 1 maal drukken = oplopend, 2 maal drukken = aflopend. Met toets (3) worden alle protocollen in één keer via USB geëxporteerd (naar keuze: pdf of xml).
Pagina 85
4 Werken met de Master In gebied (1) kunt u het bestandsformaat selecteren: pdf of xml. Met toets (2) sluit u het dialoogvenster. Met toets (3) wordt het actuele protocol via USB geëxporteerd. Als toets (3) niet actief is, wordt geen geschikte USB-stick herkend. In dat geval moet u nagaan of de USB-stick cor- rect is ingeplugd en indien nodig een USB-stick van een andere fabrikant gebruiken.
Pagina 86
4 Werken met de Master Overschrijding van grenstemperaturen (5) De tabel in het gebied (1) biedt een overzichtelijke samenvatting van de tem- peratuurmeldingen. Iedere overschrijding van een grenstemperatuur wordt op een afzonderlijke regel weergegeven, met vermelding van de respectieve klep. Hier kunt u snel vaststellen of er zich tijdens de protocolperiode kritieke situaties hebben voor- gedaan.
Verder vindt u hier ook vaak gestelde vragen en problemen met betrekking tot het Hycleen Automation System, inclusief voorstellen voor de oplossing ervan. Hebt u nog vra- gen, richt u dan tot uw contactpersoon bij GF Piping Systems of tot onze helpdesk via tel. + 41 61 975 23 77 of e-mail: tkd.jrg.ps@georgfischer.com.
Pagina 88
5 Verhelpen van storingen 20009: Tmax overschreden De voortschrijdende gemiddelde temperatuurwaarde is de afgelopen 24 uur tot boven de geprogrammeerde grenstemperatuur van de toepassing gestegen. Maatregelen: Leidingsysteem op overtemperatuur controleren. Temperatuur aan de waterverwarmer controleren. Klep- en toepassingsinstellingen controleren. 20053: levensduurcontrole van de motor De stelaandrijving zal binnenkort het einde van zijn verwachte levensduur bereiken.
5 Verhelpen van storingen 5.2 Foutmeldingen 10004: stroomvoorziening < 28 V Onvoldoende stroomtoevoer naar controllers of kleppen. Maatregelen: Controleren: kabellengte beantwoordt aan de specificatie (max. 300 m). Bij kabellengtes > 300 m: Powerbox monteren. 10005: TCP/IP error Probleem met de netwerkverbinding. Maatregelen: Kabelaansluitingen controleren.
Pagina 90
5 Verhelpen van storingen 10029: stelaandrijving defect De gemotoriseerde stelaandrijving van een klep heeft een storing. Maatregelen: Stelaandrijving en controller controleren. Stelaandrijving in overeenstemming met montagehandleiding aansluiten. Klep-bovenstuk en controller demonteren en controleren. Controller vervangen. 10030: klep geblokkeerd De stelaandrijving van een klep bevindt zich niet in de vereiste positie, bijv. door een vreemd voorwerp, blokkering van het klepmechanisme of een defecte controller die onjuiste waar- den geeft.
5 Verhelpen van storingen 5.3 Storingsmanagement 5.3.1 Problemen Geen LegioTherm-kleppen of Uni Controllers herkend Controleren: componenten op linkse kabeluitgang van de Master aangesloten, zie Installatie. Niet alle LegioTherm-kleppen of Uni Controllers herkend Maatregelen: Seriële kabelaansluiting controleren. Maximaal aantal systeemcomponenten controleren: aantal LegioTherm-kleppen + 2 x aantal Uni Controllers ≤...
5 Verhelpen van storingen 5.3.2 Vragen Zijn de instellingen van de Master na een stroomonderbreking nog voorhanden? Bij een stroomonderbreking blijven alle instellingen van de Master behouden. Zodra de stroomvoorziening hersteld is, start de Master automatisch opnieuw op (voor zover niemand handmatig ingrijpt) en wordt de desbetreffende toepassing volgens de instellingen uit- gevoerd.
Pagina 94
GF Piping Systems Local support around the world Visit our webpage to get in touch with your local specialist: www.gfps.com/our-locations 35 09 458 99 The information and technical data (altogether “Data”) herein are not binding, unless explicitly confirmed in writing.