• Tank nooit wanneer de motor
van de zaag loopt.
• Zorg voor een goede ventilatie
tijdens het tanken en het
mengen van brandstof
(benzine en 2-takt olie).
• Verplaats de motorkettingzaag
tenminste 3 m van de
tankplaats voor u de motor
start.
• Start nooit de
motorkettingzaag:
a)
Als u daarop brandstof of
kettingolie heeft gemorst.
Neem alle gemorste
brandstof af en laat de
benzineresten verdampen.
b)
Als u brandstof of kettingolie
op uzelf of op uw kleding
gemorst heeft. Trek eerst
schone kleding aan.
c)
Als de zaag brandstof lekt.
Controleer "de tankdop" en
"de brandstofleidingen"
regelmatig op lekkage.
• Berg de motorkettingzaag en de brandstof zo dat eventuele
lekkage en dampen niet in contact kunnen komen met vonken
of vlammen. Bijvoorbeeld elektrische machines, elektrische
motoren, stopcontacten/schakelaars, verwarmingsketels e.d.
• De brandstof moet in daarvoor bedoelde en goedgekeurde
tanks worden bewaard.
• Bij opslag van langere duur en transport van de
motorkettingzaag moeten de brandstof- en
zaagkettingolietanks worden geleegd. Vraag bij uw tankstation
of bij de gemeente waar u de afgetapte brandstof en
kettingolie kwijt kan.
8
Gebruik uitsluitend de in deze gebruiksaanwijzing aanbevolen
accessoires. Zie de hoofdstukken "Zaaguitrusting" en "Technische
gegevens ".
Met een defecte zaaguitrusting of een
verkeerd geslepen ketting neemt het risico op
ongevallen toe. Met een verkeerde zaagblad/
kettingcombinatie neemt het risico op
ongevallen toe.
ALGEMENE WERKINSTRUCTIES
In dit hoofdstuk nemen we de
basisveiligheidsregels voor het werken met
een motorkettingzaag door. Deze informatie
kan nooit de kennis vervangen die een
vakman via opleidingen en praktische
ervaring heeft verworven. Wanneer u in een
situatie belandt waarin u niet goed weet hoe u
verder te werk moet gaan, moet u een expert
raadplegen. Wend u tot uw dealer, uw
servicewerkplaats of een ervaren
motorkettingzaaggebruiker. Vermijd gebruik
waarvan u vindt dat u niet voldoende
gekwalificeerd bent!
Belangrijk
1
Voor u begint te werken, moet u weten wat terugslag is en
hoe dit voorkomen kan worden (zie hoofdstuk "Maatregelen
die terugslag voorkomen" ).
2
Voor het gebruik moet u begrijpen wat het verschil is
tussen zagen met de onderkant en zagen met de boven-
kant van het zaagblad (zie hoofdstuk "Maatregelen die
terugslag voorkomen ").
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
Min. 3 m
(10 ft)
1 Basisveiligheidsregels
1
Controleer de omge-
ving:
•
Zodat u zeker weet dat u
de controle over uw zaag
niet kunt verliezen
vanwege omstanders,
dieren of een andere
reden.
•
Om te voorkomen dat
omstanders en dieren in
contact komen met de
ketting of geraakt worden
door de vallende boom en
gewond raken.
Volg de hierboven genoemde punten maar gebruik de
motorkettingzaag nooit als u niet de mogelijkheid heeft om
hulp in te roepen in geval van een ongeval.
2
Gebruik de motorkettingzaag niet in ongunstige
weersomstandigheden. B.v. bij dichte mist, hevige regen,
harde wind, hevige koude enz. Werken in slechte
weersomstandigheden is vermoeiend en kan tot gevaarlijke
situaties leiden, zo kan de grond glad zijn, kan de wind de
valrichting van de boom beïnvloeden enz.
3
Wees extra voorzichtig bij het afzagen van kleine takken en
zaag niet in struiken (=veel kleine takken tegelijkertijd).
Kleine takken kunnen na het afzagen vastraken in de
ketting, in uw gezicht e.d. geslingerd worden en ernstige
verwondingen veroorzaken.
4
Zorg ervoor dat u veilig
kunt gaan en staan.
Controleer of er
eventuele hindernissen
zijn als u onverwacht snel
moet kunnen wegkomen
(wortels, stenen, takken,
kuilen, grachten enz.).
Wees extra voorzichtig
wanneer u op hellend
terrein werkt.
5
Wees extra voorzichtig
wanneer u in takken of
stammen zaagt die
gespannen zijn. Een
gespannen tak of stam
kan voor of tijdens het
zagen terug in zijn
oorspronkelijke stand
springen. Als u op de
verkeerde plaats staat of
de zaagsnede op de
verkeerde plaats
aanbrengt, kan de tak/
stam hierbij u of de
motorkettingzaag raken
zodat u de controle over
de zaag verliest. Dit kan
tot ernstige verwondingen
leiden.
19
Nederlands –