2. Opstarten/Basisbediening
Bevestigen/Verwijderen van de lens
Door de lens te veranderen, zult u de opties die u heeft voor het maken van foto's
vergroten en dus ook het plezier dat u van de camera heeft.
•
Controleer dat het toestel uitstaat.
•
Wanneer de onderling verwisselbare lens (H-FS12032/H-FS35100) aangebracht of verwijderd
wordt, trek de lenscilinder dan in.
•
Verwissel de lens in een plaats met weinig vuil of stof. Raadpleeg
lens terechtkomen.
De lens losmaken
•
Bevestig de lensdop.
Terwijl u op de ontgrendelknop van de lens A
drukt, draait u de lens naar de pijl, tot de lens
stopt waarna u deze verwijdert.
•
Houd het gedeelte rondom de basis van de lens vast om
deze te draaien.
•
Als de lens van de camerabody weggenomen wordt, zorg er dan voor eerst de body-kap op de
camerabody aan te brengen en vervolgens de achterste lensdop op de lens.
Bevestigen van de lens
•
Als de achterdop op de lens aangebracht is, verwijder die dan.
•
Als de body-kap op het toestel zit, verwijder deze dan.
Lijn de pasmarkeringen van de lens B uit en draai de lens vervolgens in de richting
van de pijl tot de klik gehoord wordt.
•
Druk niet op de vrijgaveknop van de lens C als u een lens aanbrengt.
•
Probeer de lens niet te bevestigen wanneer u deze in een hoek met het toestel vasthoudt
omdat er zo krassen op de lensstructuur zouden kunnen komen.
32
P329
als vuil of stof op de