De naam van een gebruiker wijzigen
1
Raak [Name] aan bij de gebruiker voor wie u deze
instelling wilt aanpassen.
Het scherm voor het invoeren van de gebruikersnaam
(klavier) wordt weergegeven.
2
Voer de naam in en raak vervolgens [OK] aan.
De gebruikersnaam is gewijzigd.
• Raadpleeg "Tekens en cijfers invoeren (toetsenbord)"
(pagina 26) voor meer informatie over het invoeren van tekens
met het klavier.
Een BLUETOOTH-apparaat wijzigen
U kunt de BLUETOOTH-apparaten die gekoppeld zijn aan een
gebruiker wijzigen.
1
Raak [Phone] aan bij de gebruiker voor wie u deze
instelling wilt aanpassen.
Het scherm voor het instellen van BLUETOOTH-apparaten
wordt weergegeven.
2
Raak [Verbind] aan en raak vervolgens [OK] aan.
De lijst met BLUETOOTH-apparaten wordt weergegeven.
• De BLUETOOTH-apparaten die ingesteld zijn via
gebruikersregistratie zijn gemarkeerd.
Raak [Zoeken] aan voor gedetailleerdere instellingen.
3
Selecteer het apparaat dat u wilt wijzigen en raak
vervolgens [OK] aan.
Het apparaat wordt gewijzigd.
Geregistreerde gebruikers verwijderen
1
Raak [Delete] aan bij de gebruikersnaam die u wilt
verwijderen.
Er wordt een bevestigingsbericht weergegeven.
2
Raak [OK] aan.
• Wanneer een geregistreerde gebruiker verwijderd wordt, worden de
standaardinstellingen hersteld voor alle items die beïnvloed worden
door het wijzigen van de gebruiker.
De lay-out wijzigen
U kunt de lay-out van de sneltoetsen wijzigen.
1
Sleep het pictogram naar de gewenste positie.
2
Raak [OK] aan.
Het camerabeeld weergeven
Wanneer er een apart verkrijgbare camera aangesloten is op het
systeem, kunt u het beeld van die camera weergeven.
Raak [Camera] aan.
Het camerabeeld wordt weergegeven.
24
-NL
• Raadpleeg "Bediening van de camera (optioneel)" (pagina 73) voor
meer informatie over het gebruik van de camera.
• Wanneer de camera voor vooraanzicht (Direct Camera) en de
achteruitrijcamera of zijcamera (AUX-camera) tegelijk aangesloten
zijn, wordt het scherm voor het selecteren van het weer te geven
camerabeeld weergegeven.
Instellingen voor i-Personalize
U kunt de audio-instellingen configureren per type auto.
Raak [i-Personalize]* aan.
Het instelscherm voor i-Personalize wordt weergegeven.
* Dit item kan niet aangepast worden wanneer Externe AP op On is
ingesteld, zie "De externe audioprocessor in-/uitschakelen"
(pagina 46).
Auto specifieke geluidsinstellingen
Met deze functie kunt u de beste geluidsomgeving instellen voor uw
auto.
1
Raak [Car by car geluid] aan.
Het scherm voor het selecteren van het voertuigtype wordt
weergegeven.
2
Raak het relevante voertuigtype aan.
• Het geselecteerde voertuigtype wordt afgebeeld in het
"i-Personalize"-symbool op het scherm Mijn favorieten.
3
Raak de positie van de bestuurderszetel aan.
4
Raak het formaat van de voorluidspreker aan.
5
Geef aan of er al dan niet een tweeter wordt gebruikt.
6
Selecteer de installatiepositie van de
achterluidsprekers.
Als u "No rear speaker" selecteert, kunt u de
achterluidsprekers niet regelen via fader/Time Correction/X-
OVER bij de geluidsinstellingen.
7
Geef aan of er al dan niet een subwoofer wordt
gebruikt.
Als u "No" selecteert, kunt u het subwooferniveau/de
subwooferfase niet aanpassen bij de geluidsinstellingen.