INSTALLATIE
Ingebruikname
f Verwijder de onderste kap.
f
f Trek de kabeldoorvoer er aan de onderkant uit. Druk daar-
f
voor op de vergrendelhaakjes.
f Schuif de kabeldoorvoer over de verbindingskabel heen en
f
vergrendel de kabeldoorvoer opnieuw.
f Sluit het gewenste vermogen aan in overeenstemming met
f
de elektriciteitsschema's (zie hoofdstuk "Technische gege-
vens/elektriciteitsschema's en aansluitingen").
f SH A 1, 3 kW / 2,6 kW / 3,9 kW
f
Kruis met een pen het geselecteerde aansluitvermogen en de
-spanning aan op het typeplaatje.
f Monteer de onderste kap.
f
f Draai de schroeven in.
f
f Steek de temperatuurinstelknop erop.
f
f Sluit de veiligheidsgroep aan op het toestel door de buizen
f
op het toestel te schroeven.
11. Ingebruikname
11.1 Eerste ingebruikname
f Open een tappunt tot het toestel is gevuld en het leidingnet
f
luchtvrij is.
f Stel het doorstroomvolume in. Let daarbij op het maximaal
f
toegelaten doorstroomvolume bij een volledig geopende
kraan (zie hoofdstuk "Technische gegevens/gegevenstabel").
Reduceer, indien gewenst, het doorstroomvolume op de
smoorklep van de veiligheidsgroep.
f Draai de temperatuurinstelknop naar de maximale
f
temperatuur.
f Schakel de netspanning in.
f
f Controleer de werkmodus van het toestel.
f
f Controleer de werking van de veiligheidsgroep.
f
11.1.1 Overdracht van het toestel
f Leg aan de gebruiker de werking van het toestel en van
f
de veiligheidsventiel uit en maak hem vertrouwd met het
gebruik.
f Wijs de gebruiker op mogelijk gevaar, met name het gevaar
f
van brandwonden.
f Overhandig deze handleiding.
f
11.2 Opnieuw in gebruik nemen
Zie hoofdstuk "Eerste ingebruikname".
12. Buitendienststelling
f Verbreek de verbinding tussen het toestel en de netspanning
f
met de zekering in de huisinstallatie.
f Tap het toestel af. Zie het hoofdstuk "Onderhoud/toestel
f
aftappen".
46
| SH A
13. Storingen verhelpen
Info
Bij temperaturen lager dan -15 °C kan de veiligheidstem-
peratuurbegrenzer worden geactiveerd. Het toestel kan
al bij opslag of bij het transport aan deze temperaturen
zijn blootgesteld.
Storing
Oorzaak
Het water wordt niet
De veiligheidstempera-
warm en het waarschu-
tuurbegrenzer is geacti-
wingslampje is niet
veerd, omdat de regelaar
verlicht.
defect is.
De veiligheidstem-
peratuurbegrenzer is
geactiveerd, omdat de
temperatuur lager is dan
-15 °C.
Het water wordt niet
De verwarmingsflens is
warm en het waarschu-
defect.
wingslampje is verlicht.
Het water wordt niet
De temperatuurregelaar
warm en het waarschu-
is defect.
wingslampje is verlicht.
De veiligheidsventiel
De klepzitting is vuil.
druppelt na, wanneer
de verwarming is uitge-
schakeld.
De waterdruk is te hoog. Installeer een reduceer-
Resetknop veiligheidstemperatuurbegrenzer
De resetknop zit achter de temperatuurinstelknop.
f Trek de temperatuurinstelknop eraf.
f
2
1 Resetknop
2 Veiligheidstemperatuurbegrenzer
Oplossing
Los de oorzaak van de
storing op. Vervang de
regelaar.
Druk op de resettoets (zie
afbeelding).
Vervang de verwar-
mingsflens.
Vervang de thermostaat.
Reinig de klepzitting.
ventiel.
1
www.stiebel-eltron.com