5.8
Gebruik van aangepaste cycli
De aangepaste cycli kunnen worden gebruikt voor het steriliseren van instrumenten die cycli vereisen met parameters
die afwijken van de vooraf ingestelde cycli van de unit. Gebruikers kunnen parameters voor aangepaste cycli vaststellen
conform de instructies van de instrumentfabrikanten door te kiezen uit een lijst van temperaturen, sterilisatietijden en
droogtijden om zo maximaal twee unieke cycli te creëren die toegankelijk zijn vanuit het hoofdmenu.
LET OP!
Aangepaste cycli zijn NIET gevalideerd en zijn NIET goedgekeurd door een regelgevende instantie.
De gebruiker is verantwoordelijk voor het valideren van de sterilisatie-effectiviteit van een aangepaste cyclus.
Selecteer voor de aanpassing van de instellingen van de cycli eerst INSTELLINGEN, dan CYCLI en voer de
volgende stappen uit:
1.
Selecteer het AANGEPASTE CYCLUS-
pictogram.
2.
Kies in het menu Aangepaste cyclus het tabblad
voor de aangepaste cyclus die u wilt instellen
(cyclus 1 of cyclus 2).
Elke aangepaste cyclus biedt u de mogelijkheid
om te kiezen uit vooraf ingestelde opties voor
cyclustemperatuur, sterilisatietijd (hoe lang de
cyclus de sterilisatietemperatuur zal vasthouden)
en droogtijd.
Als u uw keuzes hebt voltooid, druk dan op het
MARKERINGSTEKEN om uw wijzigingen op te
slaan en af te sluiten.
3.
Selecteer het AANGEPASTE CYCLUS-pictogram
om uw wijzigingen te bevestigen en selecteer de
door u gecreëerde aangepaste cyclus.
4.
Controleer de beschrijving van de cyclus aan
de bovenkant van het startscherm om er zeker
van te zijn dat deze overeenkomt met de door
u gecreëerde cyclus. Als het niet juist is, ga dan
terug naar de instellingen voor de Aangepaste
cyclus en voer uwselectie opnieuw in.
BELANGRIJK!
de opwerkinstructies van de fabrikant van het instrument bij het instellen van de tijd en temperatuur. Het niet
in acht nemen hiervan kan schade aan de instrumenten en/of de autoclaaf tot gevolg hebben.
Elke temperatuuroptie is vooraf ingesteld met een minimum sterilisatie- en droogtijd. Volg
36