9.3.2 Schakelgrenzen vastleggen
► [SP1] kiezen en waarde instellen waarbij OUT1 schakelt�
► [rP1] kiezen en waarde instellen waarbij OUT1 terugschakelt�
rP1 is altijd kleiner dan als SP1� Er kunnen alleen waarden worden ingevo-
erd die onder de waarde voor SP1 liggen�
9.3.3 Analoge waarde scaleren
► Gewenste minimumdruk in de installatie instellen�
► Op [Mode/Enter] drukken tot [tASP] verschijnt�
► Op [Set] drukken en ingedrukt houden�
> Actuele instelwaarde wordt knipperend weergegeven�
► [Set] loslaten als de indicatie niet meer knippert�
> Nieuwe instelwaarde wordt weergegeven�
► Kort op [Mode/Enter] drukken�
> De actuele systeemdruk wordt als startwaarde voor het analoge signaal
vastgelegd�
► Gewenste maximumdruk in de installatie instellen�
► Op [Mode/Enter] drukken tot [tAEP] verschijnt�
► Op [Set] drukken en ingedrukt houden�
> Actuele instelwaarde wordt knipperend weergegeven�
► [Set] loslaten als de indicatie niet meer knippert�
> Nieuwe instelwaarde wordt weergegeven�
► Kort op [Mode/Enter] drukken�
> De actuele systeemdruk wordt als eindwaarde voor het analoge signaal
vastgelegd�
ASP/AEP kan alleen binnen vastgelegde grenzen worden geteacht (→ 12.1 Instelberei-
ken)� Wordt bij ongeldige drukwaarde geteacht, dan wordt [UL] of [OL] weergegeven� Na
bevestiging door [Mode/Enter] wordt [Err] knipperend weergegeven, de ASP-waarde/AEP-
waarde wordt niet gewijzigd�
Alternatief:
► [ASP] kiezen en meetwaarde instellen waarbij 4 mA / 0 V wordt weerge-
geven (20 mA / 10 V bij [OU2] = [InEG] / [UnEG])�
► [AEP] kiezen en meetwaarde instellen waarbij 20 mA / 10 V wordt weer-
gegeven (4 mA / 0 V bij [OU2] = [InEG] / [UnEG])�
Minimumafstand tussen ASP en AEP = 25% van de meetbereikeindwaarde
(Turn-Down 1:4)�
NL
17