8.2 Menu-uitleg
SP1/rP1
Bovenste/onderste grenswaarde voor systeemdruk, waarbij OUT1 schakelt�
OU1
Uitgangsfunctie voor OUT1:
• Schakelsignaal voor de drukgrenswaarden: Hysteresefunctie [H ��] of
vensterfunctie [F ��], telkens maakcontact [� no] of verbreekcontact [� nc]�
• Diagnosesignaal [dESI]�
OU2
Uitgangsfunctie voor OUT2:
• Analoog signaal voor de actuele systeemdruk: 4���20 mA [I], 20���4 mA
[InEG], 0���10 V [U], 10���0 V [UnEG]�
tCOF
Nulpuntkalibratie teachen�
tASP
Analoog startpunt voor systeemdruk teachen: Meetwaarde vastleggen waar-
bij 4 mA / 0 V weergegeven wordt (20 mA / 10 V bij [OU2] = [InEG] / [UnEG])�
tAEP
Analoog eindpunt voor systeemdruk teachen: Meetwaarde vastleggen waar-
bij 20 mA / 10 V weergegeven wordt (4 mA / 0 V bij [OU2] = [InEG] / [UnEG])�
EF
Uitgebreide functies / openen van het menuniveau 2�
Uni
Standaardmaateenheid voor systeemdruk�
Weergavemodus:
SELd
• Druk in de eenheid die in [Uni] is ingesteld�
• Druk in % van de ingestelde scalering van de analoge uitgang�
ASP
Analoog startpunt voor systeemdruk: Meetwaarde waarbij 4 mA / 0 V wordt
weergegeven (20 mA / 10 V bij [OU2] = [InEG] / [UnEG])�
AEP
Analoog eindpunt voor systeemdruk: Meetwaarde waarbij 20 mA / 10 V
wordt weergegeven (4 mA / 0 V bij [OU2] = [InEG] / [UnEG])�
HI
Geheugen maximumwaarde voor systeemdruk�
LO
Geheugen minimumwaarde voor systeemdruk�
COF
Nulpuntkalibratie�
dS1
Inschakelvertraging voor OUT1�
dr1
Uitschakelvertraging voor OUT1�
P-n
Schakellogica voor OUT1: pnp of npn�
dAP
Demping voor de schakeluitgang (OUT1)�
dAA
Demping voor de analoge uitgang (OUT2)�
diS
Actualiseringssnelheid en oriëntering van de indicatie�
rES
Fabrieksinstelling herstellen�
NL
13