I n s t e l l i n g e n
Lange probeerlimiet
— Voer het maximum aantal verzendpogingen in voor als er geen ontvangstbevestiging van het netwerk
•
wordt ontvangen.
Korte probeerlimiet
— Voer het maximumaantal verzendpogingen in voor als er geen gereedmelding voor verzenden van
•
het netwerk wordt ontvangen.
RTS-drempel
— Stel voor gegevens de pakketgrootte in waarbij het toegangspunt voor het draadloze LAN-netwerk vraagt
•
of de gegevens moeten worden verzonden, alvorens dit ook daadwerkelijk te doen.
Beschkbrhd WLAN tonen
•
Energieniv. transmissie
•
Radiometingen
— Schakel de radiometingen in of uit.
•
Energiespaarstand
— Schakel energiebesparing in.
•
Als u alle oorspronkelijke instellingen wilt terugzetten, selecteert u
WLAN-beveiligingsinstellingen
Selecteer
Toegangspunten
Selecteer in de instellingen voor het toegangspunt
WEP-beveiligingsinstellingen
Selecteer
Toegangspunten
Selecteer in de toegangspuntinstellingen
Met de coderingsmethode WEP (Wired Equivalent Privacy) worden gegevens voor verzending gecodeerd. Gebruikers die niet
over de vereiste WEP-sleutels beschikken, krijgen geen toegang tot het netwerk. Wanneer de WEP-beveiligingsmodus is
ingeschakeld en uw apparaat packet-gegevens ontvangt die niet met de WEP-sleutels zijn gecodeerd, worden deze gegevens
genegeerd.
In een
Ad-hoc
netwerk moet op alle apparaten dezelfde WEP-sleutel worden gebruikt.
Selecteer
WLAN-beveil.instell.
WEP-sleutel in gebr.
— Selecteer de gewenste WEP-sleutel.
•
Verificatietype
— Selecteer
•
Instell. WEP-sleutel
— Wijzig de instellingen voor de WEP-sleutel.
•
WEP-sleutelinstellingen
Selecteer in de toegangspuntinstellingen
Selecteer
WLAN-beveil.instell.
WEP-codering
— Stel de gewenste lengte van de WEP-sleutel in.
•
Indeling WEP-sleutel
— Stel in of u de WEP-sleutelgegevens wilt invoeren in de indeling
•
WEP-sleutel
— Voer de WEP-sleutelgegevens in.
•
802.1x-beveiligingsinstellingen
Selecteer in de toegangspuntinstellingen
Met
802.1x
worden apparaten in een draadloos netwerk geverifieerd en geautoriseerd. Als het autorisatieproces voor een
apparaat mislukt, krijgt het desbetreffende apparaat geen toegang tot het netwerk.
Selecteer
WLAN-beveil.instell.
WPA/WPA2
— Selecteer
•
apparaatidentificatie).
Instell. EAP-plug-in
— Als u
•
toegangspunt moeten worden gebruikt.
Vooraf ged. sleutel
— Als u
•
waarmee uw apparaat kan worden geïdentificeerd in het draadloze LAN-netwerk waarmee u verbinding maakt.
Welke instellingen kunnen worden gewijzigd, kan verschillen.
WPA-beveiligingsinstellingen
Selecteer in de toegangspuntinstellingen
Selecteer
WLAN-beveil.instell.
WPA/WPA2
— Selecteer
•
apparaatidentificatie).
Instell. EAP-plug-in
— Als u
•
toegangspunt moeten worden gebruikt.
© 2007 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
— Het apparaat zo instellen dat wordt aangegeven wanneer het WLAN beschikbaar is.
— Stel het energieniveau van uw apparaat bij het verzenden van gegevens in.
Opties
Nieuw toegangspunt
>
>
Opties
Nieuw toegangspunt
>
>
WLAN-beveil.modus
en maak een keuze uit de volgende opties:
Open
of Gedeeld.
WLAN-beveil.modus
Instell. WEP-sleutel
>
WLAN-beveil.modus
en maak een keuze uit de volgende opties:
EAP
(Extensible Authentication Protocol) of
WPA/WPA2
EAP
hebt geselecteerd, geeft u aan welke EAP-plug-ins op uw apparaat voor het
>
WPA/WPA2
Vooraf ged. sleutel
>
WLAN-beveil.modus
en maak een keuze uit de volgende opties:
EAP
(Extensible Authentication Protocol) of
WPA/WPA2
EAP
hebt geselecteert, geeft u aan welke EAP-plug-ins op uw apparaat voor het
>
Opties
>
of selecteer een toegangspunt en kies
WLAN-beveil.modus
en de gewenste modus.
of selecteer een toegangspunt en kies
> WEP.
> WEP.
en maak een keuze uit de volgende opties:
> 802.1x.
Vooraf ged. sleutel
hebt geselecteerd, voert u de gedeelde persoonlijke sleutel in
> WPA/WPA2.
Vooraf ged. sleutel
76
Stndrdinstell.
herstellen.
Opties
Opties
ASCII
of Hexadecimaal.
(een geheime sleutel voor
(een geheime sleutel voor
> Bewerken.
> Bewerken.