4.2 Functies van de aanwezigheidsmelder
Master in enkele schakeling
Master in parallelschakeling
Slave
Uitgang licht A actief
Uitgangen licht A,B actief
inactief
Uitgang aanwezigheid actief
inactief
Uitgang bewaking actief
inactief
Uitgang lichtsterkte actief
inactief
Normale werking
Testloop
*) De donkere velden zijn default-instellingen
Theben AG
Toepassingsbeschrijving compact passage KNX, compact passimo KNX
Bedrijfsmodus
Master in enkele schakeling: de aanwezigheidsmelder werkt als autonoom toestel
Master in parallelschakeling: al naargelang dat het nodig is, worden voor de uit-
breiding van het detectiebereik aan een "master in parallelschakeling" bijkomende
melders als "slave" verbonden, of er worden meerdere "masters in parallelschake-
ling" met elkaar verbonden. (zie hoofdstuk 4.4 Belangrijke opmerkingen.)
Slaves worden voor de uitbreiding van het detectiebereik gebruikt. Zij leveren
uitblokkerend aanwezigheidsinformatie aan de master.
Notitie: Let op de opmerkingen betreffende de cyclustijd van de parallelschakeling
in hoofdstuk 4.4
Uitgangen licht (hoofdstuk 4.3.1)
Uitgang licht A actief: de aanwezigheidsmelder schakelt of regelt een lichtgroep,
afhankelijk van de aanwezigheid van personen en van het daglicht.
Uitgang licht A,B actief: de aanwezigheidsmelder schakelt of regelt twee licht-
groepen, afhankelijk van de aanwezigheid van personen en van het daglicht. Daar-
bij wordt de normwaarde voor de lichtsterkte gedefinieerd, de tweede lichtgroep
wordt met een lichtsterkteverschil erbij geschakeld of geregeld.
Uitgangen licht inactief: de aanwezigheidsmelder wordt niet voor de lichtsturing
gebruikt.
Uitgang aanwezigheid (hoofdstuk 4.3.2)
Schakeluitgang aanwezigheid actief: de melder schakelt WTB-installaties, afhan-
kelijk van de aanwezigheid van personen of levert aanwezigheidsinformatie aan
hogere systemen. (lichtsterkteonafhankelijk).
Uitgang aanwezigheid inactief: de aanwezigheidsmelder wordt niet voor de sturing
van WTB-installaties gebruikt.
Uitgang bewaking (hoofdstuk 4.3.3)
Uitgang bewaking actief: De aanwezigheidsmelder levert een aanwezigheids-
signaal met verminderde gevoeligheid voor de ruimtebewaking.
Uitgang bewaking inactief: De aanwezigheidsmelder wordt niet voor de ruimtebe-
waking gebruikt.
Uitgang lichtsterkte (hoofdstuk 4.3.4)
Uitgang lichtsterkte actief: Aanwezigheidsmelder zendt de gemeten ruimtehelder-
heid (zonder inachtneming van de reflectiefactor).
Uitgang lichtsterkte inactief: De aanwezigheidsmelder wordt niet voor de helder-
heidssensor gebruikt.
Normale werking of testloop
Normale werking: voor de reguliere werking moet de melder zich in normale wer-
king bevinden.
Testloop: Voor de controle van het detectiebereik en voor controle van de verbin-
ding van de objecten kan de melder op testloop worden gezet. De nalooptijden
worden op 10 sec. verkort. De melder schakelt onafhankelijk van het daglicht. Bij
de omschakeling op normale werking start de melder opnieuw.
Pagina 27
Technische veranderingen en drukfouten voorbehouden