3.2 Functies van de aanwezigheidsmelder
Master in enkele schakeling
Master in parallelschakeling
Slave
Uitgang licht A actief
Uitgangen licht A,B actief
inactief
Uitgang aanwezigheid actief
inactief
Uitgang bewaking actief
inactief
Uitgang lichtsterkte actief
inactief
Normale werking
Testloop
*) De donkere velden zijn default-instellingen
Theben AG
Bedrijfsmodus
Master in enkele schakeling: De aanwezigheidsmelder werkt als autonoom toestel
Master in parallelschakeling: Al naargelang dat het nodig is, worden voor de uit-
breiding van het detectiebereik aan een "master in parallelschakeling" bijkomende
melders als "slave" verbonden, of er worden meerdere "masters in parallelschake-
ling" met elkaar verbonden. (zie hoofdstuk 3,4 Belangrijke opmerkingen.)
Slaves worden voor de uitbreiding van het detectiebereik gebruikt. Zij leveren
uitblokkerend aanwezigheidsinformatie aan de master.
Notitie: Let op de opmerkingen betreffende de cyclustijd van de parallelschakeling
in hoofdstuk 3.4
Uitgangen licht (hoofdstuk 3.3.1)
Uitgang licht A actief: De aanwezigheidsmelder schakelt of regelt een lichtgroep,
afhankelijk van de aanwezigheid van personen en van het daglicht.
Uitgang licht A,B actief: De aanwezigheidsmelder schakelt of regelt twee licht-
groepen, afhankelijk van de aanwezigheid van personen en van het daglicht. Daar-
bij wordt de normwaarde voor de lichtsterkte gedefinieerd, de tweede lichtgroep
wordt met een lichtsterkteverschil erbij geschakeld of geregeld. Uitgangen licht
inactief: De aanwezigheidsmelder wordt niet voor de lichtsturing gebruikt.
Uitgang aanwezigheid (hoofdstuk 3.3.2)
Schakeluitgang aanwezigheid actief: De melder schakelt WTB-installaties, afhan-
kelijk van de aanwezigheid van personen of levert aanwezigheidsinformatie aan
hogerop geplaatste systemen. (lichtsterkteonafhankelijk).
Uitgang aanwezigheid inactief: De aanwezigheidsmelder wordt niet voor de stu-
ring van WTB-installaties gebruikt.
Uitgang bewaking (hoofdstuk 3.3.3)
Uitgang bewaking actief: De aanwezigheidsmelder levert een aanwezigheids-
signaal met verminderde gevoeligheid voor de ruimtebewaking.
Uitgang bewaking inactief: De aanwezigheidsmelder wordt niet voor de ruimtebe-
waking gebruikt.
Uitgang lichtsterkte (hoofdstuk 3.3.4)
Uitgang lichtsterkte actief: Aanwezigheidsmelder zendt de gemeten ruimtehelder-
heid (zonder inachtneming van de reflectiefactor).
Uitgang lichtsterkte inactief: De aanwezigheidsmelder wordt niet voor de helder-
heidssensor gebruikt.
Normale werking of testloop
Normale werking: voor de reguliere werking moet de melder zich in normale
werking bevinden.
Testloop: Voor de controle van het detectiebereik en voor controle van de verbin-
ding van de objecten kan de melder op testloop worden gezet. De nalooptijden
worden op 10 seconden verkort. De melder schakelt onafhankelijk van het dag-
licht. Bij de omschakeling op normale werking start de melder opnieuw.
Pagina 15
Toepassingsbeschrijving compact office EIB
Technische veranderingen en drukfouten voorbehouden