5.12
Interfaces voor de automatisering
5.12.1 Aansluitbus afstandsbediening 19-polig
Apparaatschade door onvakkundige aansluiting!
Ongeschikte besturingskabels of verkeerde bezetting van in- en uitgangssignalen
kunnen het apparaat beschadigen.
•
Alleen afgeschermde besturingskabels gebruiken!
•
Wanneer het apparaat met regelspanningen wordt gebruikt, moet de verbinding via
geschikte scheidingsversterkers worden gemaakt!
•
Om de hoofd- resp. daalstroom via regelspanningen te besturen, moeten de
desbetreffende ingangen worden vrijgeschakeld (zie Activering ingestelde regelspanning).
Pos.
Pin
1
A
2
B/L
3
F
4
C
5
D
6
J/U
7
K
8
V
9
R
10
H
11
M/N
099-000157-EW505
20.08.2015
Signaalvorm
Aanduiding
Uitgang
Aansluiting voor kabelmantel (PE)
Uitgang
Stroom-vloeit-signaal I>0, potentiaalvrij (max. +- 15 V / 100 mA)
Uitgang
Referentiespanning voor potentiometer 10 V (max. 10 mA)
Ingang
Regelspanninginvoer voor hoofdstroom, 0-10V (0V = I
Ingang
Regelspanninginvoer voor daalstroom, 0-10V (0V = I
Uitgang
Referentiepotentiaal 0 V
Uitgang
Voeding: +15 V, max. 75 mA.
Uitgang
Voeding: -15 V, max. 25 mA.
Ingang
Lasstroom start / stop
Ingang
Omschakeling lasstroom hoofd- of daalstroom (pulsen)
Ingang
Activering ingestelde regelspanning
Om de externe regelspanningsinvoer voor de hoofd- en daalstroom te
activeren, moeten de signalen M en N op referentiepotentiaal 0 V
worden gezet.
VOORZICHTIG
Afbeelding 5-28
Opbouw en functie
Interfaces voor de automatisering
/ 10V = I
min
/ 10V = I
min
)
max
)
max
61