Wissen van referentiepunten
Druk in de absolute modus 10 keer op
coördinaten zijn opgeslagen wordt gewist.
Resetten van referentiepunten
Het is mogelijk om tijdens de bewerking een nieuw coördinaat in te geven. Bij een reset-actie wordt
dan het punt waarop de reset-actie begon het nieuwe referentiepunt.
De functie ½ gebruiken wanneer een extra referentiepunt wordt gebruikt
De functie
kan gebruikt worden wanneer de gebruiker referentiepunten ingeeft. Het houdt tevens
1
2
een reset van een referentiepunt in. Deze komt tussen het oude en het nieuwe referentiepunt in te
liggen.
8.2 Instellen gereedschappen
Gebruik deze functie voor het instellen van gereedschappunten voor verschillende gereedschappen.
De operateur kan daarmee verschillende gereedschappen gebruiken, zonder het absolute nulpunt of
referentiepunt te hoeven wijzigen. Door gebruik te maken van deze functie blijven de verplaatsingen
consistent bij het verwisselen van gereedschappen.
1. Om de gereedschapnulpunten goed in te
kunnen vullen moet de display zijn ingesteld
op de absolute modus (ALE). Het eerste
gereedschap (1) dat in deze modus wordt
ingevoerd, is het referentiegereedschap.
2. Plaats het volgende gereedschap (2) t.o.v.
de referentiegereedschap. De relatieve positie
van het tweede gereedschap is dan:
X-as: 25 – 30 = -5
Y-as: 20 – 10 = 10
3. Geef het gereedschap een nummer en sla
dit op in de uitlezing.
4. Herhaal stap 2 en 3 voor elk volgend
gereedschap.
5. De gegevens van maximaal 200
gereedschappen kunnen worden opgeslagen.
6. De functie kan uitgeschakeld worden door
10 keer te drukken. De functie kan op dezelfde
wijze weer worden ingeschakeld
Het geheel aan gereedschappen kan geopend of gesloten worden. Dit gebeurt in absolute modus. Druk
10 keer op
.
±
Het geheel is gesloten.
Het geheel is geopend.
Ingeven en oproepen van gereedschappen
De uitlezing moet zich in de absoute modus bevinden
(ALE). Stel de weergegeven waardes per as op 0. Stel het
eerste gereedschap als referentiepunt in.
Geef het eerste gereedschap in.
Geef de gegevens van het gereedschap per as in en
bevestig.
Geef een volgend gereedschap in.
Geef de gegevens van het gereedschap per as in en
bevestig.
, het geheugen waarin alle door de gebruiker ingegeven
±
TOOL
±
WIJZIGINGEN EN T YPEFOUTEN VOORBEHOUDEN
10
20
Tool 1
Tool 2
Base Tool
( a)
Tool 1
Tool 2
10
Tool 2
X
Y
X
Y
X
5
Y
14
43