6
Uitschakeling van het apparaat ................................................................103
7
Controle en onderhoud ............................................................................104
03/07/2009 - 120948-AB
5.2
Controlepunten vóór inbedrijfstelling ....................62
5.2.1
Ketel bedrijfsklaar maken ......................................62
5.2.2
Gascircuit ..............................................................62
5.2.3
Hydraulisch circuit .................................................62
5.2.4
Elektrische aansluitingen ......................................63
5.3
Het apparaat inschakelen .....................................63
5.4
Gasinstellingen .....................................................64
5.4.1
Aanpassing aan een andere gassoort ..................64
5.4.2
Instelling van de verhouding lucht/gas
(Vollast) .................................................................65
5.4.3
Instelling van de verhouding lucht/gas
(Laaglast) ..............................................................67
5.5
Controles en afstellingen na inbedrijfstelling ........69
5.5.1
Geef de parameters van de "uitgebreide"modus
weer ......................................................................69
5.5.2
Stel de bij de installatie behorende parameters
in ...........................................................................70
5.5.3
Geef de kringen en generatoren een naam ..........72
5.5.4
Aanpassen van de stooklijn ..................................77
5.5.5
Afsluitende werkzaamheden .................................79
5.6
Weergave van de gemeten waarden ....................80
5.7
Instellingen wijzigen ..............................................81
5.7.1
De taal selecteren .................................................81
5.7.2
IJken van de voelers .............................................82
5.7.3
Instellingen "professioneel" ...................................85
5.7.4
Het netwerk configureren ......................................93
5.7.5
Terug naar de fabrieksinstellingen ......................102
6.1
Uitschakeling van de installatie ..........................103
6.2
Vorstbeveiliging ..................................................103
7.1
Algemene instructies ..........................................104
7.2
Instructies voor de schoorsteenveger .................104
7.3
Het onderhoud aanpassen .................................105
7.3.1
Servicemelding ....................................................105
7.3.2
Adresgegevens van de installateur .....................107
7.4
Standaard inspectie- en
onderhoudswerkzaamheden ..............................107
7.4.1
Controle van de waterdruk ..................................107
7.4.2
Controle van het expansievat ..............................108
7.4.3
Controle van de ionisatiestroom ..........................108
7.4.4
Controle van de tapcapaciteit ..............................108
3