5 Op de voedingsspanning aansluiten
Veiligheidsinstructies
aanhouden
Veiligheids-
instructies voor
Ex-applicaties
aanhouden
Voedingsspanning kie-
zen
Aansluitkabel kiezen
10
5 Op de voedingsspanning aansluiten
5.1 Aansluiting voorbereiden
Let altijd op de volgende veiligheidsinstructies:
Alleen in spanningsloze toestand aansluiten
l
Indien overspanningen kunnen worden verwacht, overspannings-
l
beveiligingen installeren
Tip:
Hiervoor wordt gebruik van VEGA-overspanningsbeveiligingen ÜSB
62-36G.X.
In explosiegevaarlijke omgevingen moeten de geldende voorschriften,
de conformiteits- en typebeproevingscertificaten van de sensoren en
de voedingen worden aangehouden.
De voedingsspanning en het stroomsignaal worden via dezelfde
tweeaderige aansluitkabel overgedragen.
Zorg voor een veilige scheiding van het voedingscircuit van de
netvoedingscircuits conform DIN VDE 0106 deel 101.
De VEGA-voedingen VEGATRENN 149AEx, VEGASTAB 690, VE-
GADIS 371 en alle VEGAMET-apparaten voldoen aan deze eis. Bij
toepassing van een van deze instrumenten is het aanhouden van
veiligheidsklasse III voor de VEGABAR 14 gewaarborgd.
Houdt rekening met de volgende extra invloeden voor de voedings-
spanning:
Uitgangsspanning van de voedingsapparaten kan onder nom.
l
belasting minder worden (bij een sensorstroom van 20,5 mA resp.
22 mA bij storingsmelding)
Invloed van andere apparaten in het circuit (zie belastingswaarde
l
in het hoofdstuk "Technische gegevens")
Het instrument word met standaard 2-aderige kabel zonder afscher-
ming aangesloten. Indien elektromagnetische instrooiingen worden
verwacht, die boven de testwaarden van de EN 61326 voor industriele
omgeving liggen, moet afgeschermde kabel worden gebruikt.
Gebruik kabels met ronde doorsnede. Een kabelbuitendiameter van
5 ... 9 mm waarborgt een goede afdichtende werking in de
kabelwartel. Wanneer u kabel met een andere diameter of doorsnede
gebruikt, vervang dan de afdichting of gebruik een geschikt kabel-
wartel.
VEGABAR 14 conform MB 3517