Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Oliedruk inregelen en vacuüm controleren
Afb. 3
Oliepomp merk Danfoss, type BFP 21 LE of
LES of BFP 31 LE
Afb. 4
Oliepomp merk Suntec, type ALE 35
8
(vervolg)
01. Hoofdschakelaar uitschakelen en tegen opnieuw
inschakelen beveiligen.
02. Afsluitstop "P"
uit de oliepomp schroeven.
A
03. Afsluitstop "V"
uit de oliepomp schroeven.
B
Aanwijzing
Om eventueel lekkende olie op te vangen, een
geschikte bak eronder zetten.
04. Manometer (meetbereik 0 tot 25 bar/2,5 MPa) en
vacuümmeter (meetbereik 0 tot 1 bar/0,1 MPa)
inschroeven.
Aanwijzing
Manometer en vacuümmeter uitsluitend met
koper- of aluminiumafdichting of met O-ring dicht-
maken. Geen afdichtband gebruiken.
05. Brander in werking stellen.
Aanwijzing
Magneetklep opent.
06. Oliedruk en vacuüm van de pomp op de manome-
ter en op de vacuümmeter aflezen. Vacuüm mag
max. 0,3 bar/0,03 MPa bij een hoogteverschil van
3 m tussen oliepomp en tankbodem bedragen.
Aanwijzing
Vacuüm groter dan 0,3 bar/0,03 MPa: Filter op
vervuiling controleren en leidingverloop controle-
ren.
07. Indien nodig oliedruk aan drukinstelschroef van de
oliepomp
instellen.
C
Naar rechts draaien: Druk stijgt
■
■
Naar links draaien: Druk daalt.
Aanwijzing
Alleen bij oliepomp merk Danfoss, type BFP 21 LE
of BFP 31 LE:
De LE-sproeierafsluitfunctie moet aan de aan de
linkerzijde van de oliepomp geplaatste LE-instel-
schroef
(LE = ON) zijn ingesteld.
D
Aanwijzing
Richtwaarden voor de branderinstelling, zie gelijk-
namig hoofdstuk.
08. Na het instellen van de oliedruk de emissiewaar-
den door meting controleren.
09. Hoofdschakelaar uitschakelen en beveiligen tegen
onverwachts weer inschakelen.
10. Manometer en vacuümmeter losschroeven.