Voor u het faxapparaat in gebruik neemt > Lokale faxinformatie invoeren
Lokale faxinformatie invoeren
Registreer onderstaande lokale faxinformatie.
TTI (Transmit Terminal Identification)
Selecteer of de lokale faxinformatie wel of niet op de fax van het ontvangstsysteem afgedrukt moet worden.
1
2
Interne faxnaam
Registreer de interne faxnaam die op de fax van het ontvangstsysteem wordt afgedrukt.
1
2
Roep het scherm op.
Toets [Systeemmenu/Tellers] > toets [▲] [▼] > [FAX] > toets [OK] > toets [▲] [▼] >
[Verzending] > toets [OK] > toets [▲] [▼] > [TTI] > toets [OK]
Stel de TTI in.
1
Kies de gewenste plaats voor het afdrukken van de informatie of druk op [Uit] als u deze
niet wilt afdrukken.
2
Druk op de toets [OK].
Roep het scherm op.
Toets [Systeemmenu/Tellers] > toets [▲] [▼] > [FAX] > toets [OK] > toets [▲] [▼] >
[Verzending] > toets [OK] > toets [▲] [▼] > [Interne naam fax] > toets [OK]
Stel de interne faxnaam in
1
Voer de interne faxnaam in.
OPMERKING
Voor meer informatie over het invoeren van tekens, raadpleeg:
Invoermethode voor tekens (pagina 7-2)
2
Druk op de toets [OK].
2-7