LET OP
Controleer of de eenheid en de bijbehorende apparatuur niet zijn beschadigd tijdens het
transport. Let vooral goed op de componenten die zijn gemonteerd op de deur van het
elektrisch paneel en de pijpleidingen van het koudemiddelcircuit. Monteer de eenheid volgens
de tekeningen, zorg dat de elektrische aansluitingen goed worden gemonteerd.
6.7
Veiligheidsinrichtingen
mechanische veiligheidsinrichtingen
De volgende
1.
Vaste beschermingen aan de bovenkant en zijkant voor verdamper en condensoreenheid,
gemonteerde met borgende schroeven.
2.
Externe ventilatorbeschermingen op de verdamper- en condensoreenheden, bevestigd met
schroeven.
elektrische veiligheidsinrichtingen
De volgende
a.
Beveiliging van ventilatoren (behoren bij motor) tegen overbelasting, met een automatische reset.
b.
Hogedrukschakelaar (alleen voor speciale componenten), ter bescherming tegen extreme drukken,
met een automatische reset.
WAARSCHUWING
De bovenstaande inrichtingen zijn ontwikkeld voor de veiligheid van de gebruiker.
6.8
Reiniging
Reinig de eenheid zorgvuldig. Verwijder stof, vreemde voorwerpen en vuil dat is ontstaan tijdens de omgang met de
eenheid. Gebruik reinigingsmiddelen en ontvetters.
LET OP
Oplosmiddelen zijn niet toegestaan.
7
AANSLUITEN VAN DE EENHEID
LET OP
Voor het aansluiten van de eenheid de hoofdvoedingsspanning en frequentie controleren op
basis van de gegevens op het typeplaatje. Spanningstolerantie: +/- 10% vergeleken met de
nominale waarde.
7.1
Elektrische aansluitingen
De eenheid aansluiten na het controleren van de paneelcomponenten.
LET OP
De aansluitingen met de hoofdvoedingsleiding moet gebeuren via een geschikte
beveiligingsinrichting (een zekeringautomaat of een aardlekschakelaar) die is gekozen door
de installateur op basis van de betreffende leiding en het opgenomen vermogen op het
typeplaatje.
worden meegeleverd:
worden meegeleverd:
2
1
1
27