Eigenschappen voor de muis instellen
In het Windows-venster Eigenschappen voor Muis kunt u
de instellingen voor cursorbesturing aanpassen aan uw wensen.
U kunt bijvoorbeeld:
■
een apparaat voor cursorbesturing in- of uitschakelen
(standaard ingeschakeld);
■
de aantipfunctie van het touchpad (tapping) inschakelen.
Hiermee kunt u een object selecteren door eenmaal op het
touchpad te tikken of dubbelklikken op een object door
tweemaal op het touchpad te tikken (standaard ingeschakeld).
■
de randschuiffunctie (Edge motion) inschakelen. Hiermee
kunt u verder schuiven wanneer uw vinger de rand van het
touchpad heeft bereikt (standaard uitgeschakeld).
■
de palmbeveiliging (Palm Check) inschakelen. Hiermee
voorkomt u dat de cursor per ongeluk wordt verplaatst
wanneer uw handpalmen tijdens het typen in contact komen
met het touchpad (standaard uitgeschakeld).
Het venster Eigenschappen voor muis bevat ook andere
functies, zoals instellingen voor de muisaanwijzersnelheid
en een aanwijzerspoor.
U opent het venster Eigenschappen voor Muis als volgt:
»
Selecteer Start > Configuratiescherm >
Printers en andere hardware > Muis.
Handleiding voor de hardware en software
Cursorbesturing en toetsenbord
3–5