Installatie
4
Installatievoorschriften basisapparaat
4
Installatie
4.1
Installatievoorschriften basisapparaat
4.1.1
Gescheiden kabelgoten
4.1.2
Doorsneden
4.1.3
Afschermen en aarden
24
Let bij het installeren altijd op de veiligheidsaanwijzingen in hoofdstuk 2!
Leg vermogenskabels en elektronicakabels in gescheiden kabelgoten.
•
Voeding: doorsnede overeenkomstig nominale ingangsstroom.
•
Elektronicakabels:
– 1 ader per klem 0,20 ... 0,75 mm
– 2 aders per klem 0,20 ... 0,75 mm
•
Gebruik alleen afgeschermde signaalkabels.
•
Aard de afscherming aan beide zijden langs de kortste weg met een vlakke
contactverbinding. U kunt een afschermingsuiteinde via een ontstoringsconden-
sator (220 nF / 50 V) aarden om aardlussen te vermijden. Bij dubbel afgeschermde
kabels moeten de buitenste afscherming aan de zijde van de controller en de bin-
nenste afscherming aan de andere zijde worden geaard.
Afbeelding 8: voorbeelden van juiste schermaansluiting met metalen beugel (schermklem)
of metalen PG-kabelwartel
2
(AWG 20 ... 17)
2
(AWG 20 ... 17)
Technische handleiding – Bedieningspanelen DOP11A
00755BXX